Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Sip kijken

betekenis & definitie

D.w.z. leelijk op zijn neus kijken; ontevreden, zuinig, sneu kijken; ook onnoozel kijken (V.

Schothorst, 198). Zie o.a. Nkr. VII, 29 Maart p. 5; Menschenw. 314; Falkl. VI, 173; VII, 67; Mgdh. 138; Dievenp. 111; Slop, 2; Jord. II, 97; enz. Misschien mogen we vergelijken het nd. sip, noorw. sipe, sippe, grienen, de mondhoeken huilerig omlaag trekken; sippet, overdreven fijngevoelig, gauw huilend. In het Oostfri. is dit woord eveneens bekend; het wordt bij Ten Doornkaat Koolman III, 186 vertaald door zimperlich, spröde, albern, affectirt, geziert. In Zuid-Nederland onbekend; fri. sip, onnoozel uitziende; sippens, verslagenheid, moedeloosheid, treurigheid.