Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Scharminkel (Scherminkel)

betekenis & definitie

Vooral magere scharminkel of scherminkel, een sedert de 17de eeuw voorkomende scheldnaam voor iemand, die zeer mager is.

Men meent het voor eene volksetymologische verbastering te moeten houden van het mnl. siminkel, simminkel, scimminkel, bij Kil. scheminkel, verkleinwoord van simme, lat. simia, d.i. aap, spook, geraamte. Voor Zuid-Nederland vergelijke men De Bo, 988; Schuermans, Bijv. 285: schermik, scharmik, schormik; schominkel, schaminkel, scheminkel, scherminkel, aap (De Bo, 1001); Antw. Idiot. 1073: scherminkel, schraminkel, oud en mager wijfken; Tuerlinckx, 566: schraminkel, mank, sukkelachtig.