Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Santenkraam

betekenis & definitie

Voorkomend in de uitdr. de geheele santenkraam, de geheele rommel, de heele (sitsen)winkel (zie o.a.

Draaijer, 36), 'n heele (pötte)kroam (Twente), al de kraam (Halma, 286), hd. der ganze Kram. Varianten hiervan zijn santepetiek (zie Jord. 263), santenboetiek, -botiek (fr. boutique), -betiek (o.a. Ppl. 182); santemedie (in B.B. 137); santepetie (in Groot-Nederland, 1914, bl. 460); santepetiekraam (in Leersch. 130); sapperlement (Nw. School III, 272); fri. de hiele santepetyk, sitsewinkel; zie Schuermans, 566 b; Antw. Idiot. 1054 en Molema, 360 a. Eigenlijk is een santenkraam een kraam, waarin heiligenbeeldjes (vgl. mnl. sant, ontleend aan 't lat. sanctus, heilige) worden verkocht; daarna: koopwaar, rommel, boel, in welken zin het woord in de 17de eeuw wordt aangetroffen.

Vgl. Doedyns, Merc. I, 619: De Luthersche Inwoonders (hebben) den Catholyken Pastoor al desselfs kerksieraden met de geheele Sante kraam voor zyn huis gebragt en aangezegt te verhuizen; De Seven Engelen der Dienst-maagden (anno 1697), bl. 93: Want soo als hy sijn arm op wou lichten om de schotel op de Tafel te setten, bruid het stuk vlees met 't vet, en de boodem van de schotel, en al den sante kraam vlak voor de knecht sijn voeten neer. Zie verder Tuinman I, 21; Harreb. I, 466 b; Nkr. III, 17 Oct. p. 4; Groot-Nederland, 1914, bl. 460: Hoe is 't gosmogelijk dat ze 'r bureaux op nahouen met 'n santepetie-van-niks in de lajen!