Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Rut zijn

betekenis & definitie

D.i. berooid zijn, geen geld meer hebben; alles in het spel verloren hebben (zie ‘Blut (of blutsch) zijn’); robbie, lut, luts(Waasch Idiot. 415 a; Fri.

Wdb. II, 137 b) zijn; blekzijn (Rutten, 31); kabs (Köster Henke, 29); kweps zijn (V.d. Water, 101); loste zijn (Köster Henke, 41); mol zijn (Antw. Idiot. 829; Ndl. Wdb. IX, 1020).

Vgl. Tuinman I, 3: ‘Hy is rut. Dit zegt men van ymand, die geheel kaal en berooit is, en niets meer heeft’; Jord. 263: rutje zijn; bl. 420: rutzijn; Bouman, 91: hij is rutje; De Bo, 963 b: rut, adj. die al zijn geld afgespeeld is; Antw. Idiot. 1051; Waasch Idiot. 564 b; Schuermans 563 a: rut, ruts, rutte als bijv. gebr. in rut zijn, d.i. alles kwijt zijn, alles in het spel verloren hebben; Bijv. 273: iemand rös spelen, maken, iemand alles afwinnen; hij is rös, hij heeft alles verloren; Onze Volkstaal II, 143: ik bin ruts (te Aardenburg); Volkskunde XI, 162: ruttebeurs zijn, platzak zijn; Loquela, 424: rut, schaarschheid, krotte; ruttes, rut; V. Schothorst, 492: rut, lens. Het is niet onmogelijk, dat we in dit ‘rut’ hetzelfde woord moeten zien als in rut (en roy), dat we in de 16de eeuw bij De Roovere lezen in den zin van arm, gemeen volk, schorrimorrie, en bij Van Lummel, 166: Het volck is weynich, haer macht is rut (nietig).

De oorspronkelijke bet. schijnt te zijn die van schurft, vandaar schurftig volk, schorrimorrie, en als adjectief schunnig, armoedig, kaal, berooid; vgl. het Z.-Limb. ich bin schoep, d.i. rut, naast het wkw. schoebbe, schobben, schurken (Kil. scobbe, scabies, scurra); het hd. Räude, ons ruit, rui (schurft), mnl. rude, vl. ruide, het 17de-eeuwsche ruy, gemeen volk, fri. rap en rut, het 16de-eeuwsche roy, eene ziekte, waarschijnlijk schurft en onze uitdr. Jan Rap, het gepeupel, fr. rapaille, vroeger ook Jan Rappig, welk rap eveneens ook schurft beteekent, waarvan rappig, schurftig (Bouman, 87) en het znw. rapaert (A. Bijns, Nw. Refr. 104); zie ‘Jan Rap en zijn maat’.