Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Pijn in het haar (of haarpijn) hebben

betekenis & definitie

D.w.z. de naweeën van een roes ondervinden, het onaangename gevoel ondervinden dat men heeft den dag na een roes, haarpijn hebben, of zooals men in Oost-Vlaanderen en Antwerpen ook zegt: schaliedekkers hebben ‘omdat het hoofd in zulke omstandigheden fel klopt’ (Schuermans, 572 a); met de schaliedekkers liggen of zitten (Waasch Idiot. 568).

Vgl. ook de kelderkoorts hebben en Smetius, 158: De wijn sit hem noch onder het haer, de eo qui nondum edormivit vinum; Van Effen, Spect IV, 158: Wy bedanken u myn Heer voor uw beleeftheid en hebben ons genoegen van de wyn,... we wenschen je goede nacht, en geen pyn in 't haar; Nkr. II, 20 Dec. p. 5: Medicijn heeft de Heer er voor gebrouwen, evenwel t'is jammer, maar je krijgt er pijn van in je haar. In 't fr. avoir mal aux cheveux, fri. pine yn t hier habbe. In Zuid-Nederland is de uitdr. eveneens bekend; vgl. Teirl. II, 6: pijn in zijn hoar hebben, pijn in het hoofd hebben, 's anderen daags na een drankpartijtje; Claes, 79; bij Harreb. I, 269: Hij heeft het in de haren of in de kruin, ook wel: Hij heeft pijn in het haar, hij is dronken.