Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Piepjong zijn

betekenis & definitie

D.w.z. zeer jong zijn; eig. gezegd van vogels, die nog zoo jong zijn, dat ze nog maar kunnen piepen; vgl. het bij Kil. vermelde kriephinneken en piepgans, piepkuiken.

Zie Halma, 503: Piepjong, bijv. w. heel jong, fort jeune; Sewel, 637: Piep-jong, een piep-jong meisje, a very young girl; vlg. Van Effen, Spect VI, 111: De moeder en de oudste dogter waren in 't zwart, en de ander, die nog piepjong is, in het donker bruin gekleed; Molema, 323: piepjonk, te jong om te trouwen; eig. nog in 't nest liggen te piepen; fri. piipjong; nd. piepjung.