Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Onder de hand

betekenis & definitie

D.w.z. niet openlijk, in het geheim; mnl. onder (den) dume; ndl. en zuidndl. ook uit de hand (17de eeuw; mnl. uterhant); hd. unter der Hand; fr. sous main; eng. underhand(ed). Van eene verkooping gezegd: zonder tusschenkomst van een openbaar ambtenaar, onder(s)hands, hetzelfde als uit de hand (hd. aus der Hand; fr. de la (ou ä la) main); eng. offhand, byhand); syn. iets onder de pet koopen. Volgens Schuermans, Bijv. 215 zegt men in het Westvlaamsch ook onderduims en onderkotig. De beteekenis in den loopenden tijd, welke deze uitdr. ook heeft, moet hieruit worden verklaard, dat de hand ook als zinnebeeld van nabijheid, in ruimte en tijd genomen wordt (vgl. naderhand, mnl. na of naer derhant, ophanden (o.a.

Winschooten, 157: Daar is wat op handen: daar is een potje te vuur; eng. at hand); vroeger ook op de handen of op de hand1), thans, voorshands, enz.; in dezen zin staat zij dus gelijk met het vroegere onderden tijd, fri. undertiid, in den tusschentijd. In het Ndl. Wdb. V, 1826 wordt als oorspr. bet. aangenomen: terwijl men iets onder (de) handen (Zuidndl. onderde hand) heeft, en vandaar overdr. terwijl iets anders plaats heeft, middelerwijl, intusschen. Zie ook Mnl. Wdb. V, 322; 355.