Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Om een haverklap

betekenis & definitie

D.w.z. om eene nietigheid, eene beuzeling, en vervolgens: ieder oogenblik, telkens, klak veur keer (Teirl.

II, 136), ieder klipklap, klikkebik(vgl. Sjof. 167: Elke haverklap was t ie weer terug). In het Zaansch: om 't haverslag, om een haverklap (Boekenoogen, 209). Misschien beteekent klap in haverklap eig. klapvlies, zaadhulsel, dus kleinigheid, en haverslag eig. klopsel, afval van haver (vgl. hamerslag), dus haverkaf of haverstroo. Zie ‘Om een haverstroo’ en De Jager's Verscheidenheden, 331; Archief II, 101; Ndl. Wdb.

VI, 153. Syn. is het fri. om 'n klapskeet of alle klapsketen; ook in het Westfri. alle klapscheten of alle kikkeflikken (De Vries, 78); het gron. om een knapscheet (Molema, 209 b) naast om een haar, dat in de 17de eeuw ook beide beteekenissen in zich kan vereenigen. Op Goeree en Overflakkee: Hij is in een klapscheet terug, in een ommezien; voor elke klapscheet komt hij je lastig vallen.