Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Om de keur niet van de balk willen vallen

betekenis & definitie

D.w.z. geene voorkeur hebben in eene zaak; het eene al even slecht als het andere vinden.

Zie Con. Somme, 156: Ic en viele om die core van den balke niet; Sart. III, 1,12: Ick viel om die keur van die balk niet, de duplici malo dici solitum, ut non magni referat utrum elegeris; ook bij Coster, 519, vs. 717; Brederoo III, 237, 25; Lichte Wigger, 7 r, J.v. Heemskerk, Arcadia (ed. 1756), bl. 34. De oorspr. bet. moet zijn ‘de beide gevallen staan zoo, dat ik mij niets onaangenaams zou willen getroosten voor een van de beide’; ‘balk’ kan worden opgevat als de op eenigen afstand van elkander liggende balken zonder vloer daarover (zooals in sommige korenschuren), waar men tusschendoor kan vallen. Zie het Ndl.

Wdb.
II, 956; vgl. Campen, 112: Ick wolde om die coer niet op staen of ick wolde om die coer niet wt mijn mont spyen; Adagia, 41: Ick en viel om den kuer van de trappen niet af, Volkskunde XI, 168; XII,97: Ik zou voor de keur in de gracht niet vallen; Joos, 115; Waasch Idiot. 833; De Bo, 517: k En wil van de trappen niet vallen voor de keuze; fri. ik wol my om 'e kar net hingje litte; Wander IV, 1740: Ich möcht umb die Wahl nit dar vor die Stegen hinunter tallen; Ich will der Wahl wegen nicht vom Balken tallen..