Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Men moet geen slapende honden wakker maken

betekenis & definitie

D.w.z. een sluw (of oneerlijk) mensch moet men niet waarschuwen; men moet geen moeilijkheden, die men mijden kan, veroorzaken.

In het middeleeuwsch Latijn lezen we:Irritare canem noli dormire volentem

Nec moveas iram post tempora longa latentem

dat in het Middelnederlandsch (Van Zeden, vs. 375) aldus nagevolgd is:

Wilt niet tanen den slapenden hont,

Maer twist laet slapen talre stont:

Dat leden es, wilstuut ontwecken,

Men mocht te diere onneeren vertrecken.

Zie Sp. Hist., 24, 203; Bouc v. Seden, bl. 90; Van Zeden, bl. 59-60; Plantijn: Een slapenden hondt wecken, irritare crabrones en Tijdschrift X, 118-123. De bet. is hier: het onaangename, dat voorbij is, moet men niet weer oprakelen; lett. den nijdigen hofhond, die slaapt, moet men niet weer wakker maken; eene waarschuwing, die men in de middeleeuwen ook uitdrukte door: laet dat catkijn ronken. In de 18de eeuw had dit spreekwoord nog deze beteekenis (zie Halma), doch bij Weiland wordt het reeds verklaard als: ‘eene moeijelijkheid, welke men mijden kan, (niet) veroorzaken’. Algemeen is het spreekwoord in gebruik geweest, zooals blijkt uit Campen, 57: Slapende honden sal men niet wecken, laet hem in syn vrede; Servilius, 167; Harreb. I, 321; Het Volk, 13 Mrt. 1914, p. 7 k. 2: En gedachtig aan het woord dat men geen slapende honden wakker schudden moet, hielden de autoriteiten zich maar van den domme.

Daarnaast in 't mnl. slapende wolven wecken, kabaal doen ontstaan; nu nog in Vlaanderen: slaepende wolven wacker maecken (Adag. 57; Joos, 108; 147). In de andere talen vinden we haar ook; in het Fransch: il ne fautpas réveiller le chat qui dort, eng.: to let a sleeping dog lie; to wake a sleeping dog; hd.: schlafende Hunde soll man nicht aufwecken; zie Wander II, 839; 858-859, waar het spreekwoord nog in vele andere talen wordt aangewezen. In het Friesch: Men moat gjin sliepende hounen wekkermeitsje.