‘Dat is, van hem duidelijk en omstandig melding doen, als of men zulk een ruiter, op zoodanig een paard beschreef’; Tuinman I, 234.
Volgens het Ndl. Wdb. IX, 170 komt deze zegswijze sedert de 16de eeuw voor. Zie verder Halma, 337: Man en paerd noemen, nommer celui dont on tient une nouvelle; Sewel, 476: Ik noem u man en paerd, / name you my author; W. Leevend I, 265; II, 122; Harreb. II, 60. Oostfri. ik wiljo man un pêrd nomen (Dirksen I, 73); Joos, 60, citeert: man en stuk weten te noemen, d.i. alles goed weten (mnl. man ende stic); ook in Jord. 248: man en stuk noemen.