Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Maf

betekenis & definitie

D.i. slaap, waarnaast een wkw. maffen, slapen, bronzen (o.a. Lvl. 38, een ww. dat onder soldaten en studenten vrij gewoon is; waarschijnlijk 2 Ook in [i]Weekblad voor Gymn. en Middelb.

Onderwijs,[/i] IX, 427. hangt dit woord samen met het dial. bijv. naamw. maf, slap, krachteloos, flauw, wisselvom van mak (zie ‘Het is maar lak’ en ‘Iemand voor het lapje houden’). Voor bewijsplaatsen zie Köster Henke, 42: maf, slaap; V. Ginneken I, 498; Ndl. Wdb. IX, 88; St. L. 57: In 't diepst van z'n maf; Landt. 327: 'k Val om van de maf; Falkl. V, 228: Ik heb maf; VI, 15: Wat had-ie een maf; Jord. 30: De schommeljongens leken in maf verzonken; Nkr. VII, 8 Nov. p. 4: Waar zijn de kerels? In de maf? Is al het fut verdwenen?; Boefje, 70: Kleine Stientje mag maffie doen op z'n schoot; Ppl. 37: We hebben 'n goed maffie gedaan; Kunst. 8: Dat is heel slecht van meneer M., dat ie je maffie gestoord heb.Het wkw. maffen komt voor in Boefje, 21; 23; 100; Dievenp. 140; Falkl. IV. 142; VI, 210; Lvl. 37; 295; 299; Menschenw. 207; Nkr. VII, 27 Sept. p. 6:

En de wacht - God zal ze straffen!

Ligt juist zaligjes te maffen.

Hiernaast uitmaffen in zijn roes uitmaffen (in Lvl. 309); inmaffen (in [I]D.H.L.[/I] 20) en een znw. maffer(= 18de-eeuwsch mafferd, flauwerd?), onderkruiper, in Nkr. VIII, 25 Juli p. 4: Daar onderkruipers maffers zijn; De Arbeid, 10 Jan. 1914, p. 3 k. 3; 28 Jan. 1914, p. 2 k. 1; Handelsblad, 10 Febr. 1923 (O) p. 2: De bewaking duurt voort, het posten wordt ononderbroken voortgezet, nu en dan afgewisseld door solo-of koorzang op het thema: Verraa-jers....Maffers!