Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Jan Kalebas

betekenis & definitie

In de zegswijze: een redeneering van Jan Kalebas, d.i. een dwaze, zotte, onlogische redeneering; vgl.

Harrebomée I, 355 en III, LXV: Het is eene rekening van Jan Kalebas, d.w.z. de rekening is niet te ontwarren ofte ontcijferen, hetzelfde als een rekening van Lutjebroek (Kmz. 173); dat is Fransch van Jan Kalebas, voor: dat is Fransch van niets, slecht Fransch, Fransch ‘met haar op’. Vgl. Dukro, 123: Jij bent 'n rekenmeester van Jan Kalebas; Schoolblad, XLIV, 361: Ik geloof, dat de heer Beiboer goed zou doen deze redenatie - van Jan Kalebas lijkt ze! - maar voor eigen rekening te nemen. Sedert de 17de eeuw schijnt deze benaming voor een windzak, een bluffer bekend geweest te zijn, blijkens Muller, Onze Gouden Eeuw, I, 84, waar we een spotprent vinden op de Spanjaarden, na de nederlagen bij Duins en in Braband, met het opschrift: Het droevich afscheit van Don de Calabassa uit Vlanderen na Spangien.Een kalebas is een soort pompoen, die van binnen vol zaad zit. Vgl. Kil. calabasse, cucurbita ventricosa. Vandaar dat cucurbita (pompoen) bij de Romeinen ook gebruikt werd voor een domkop (Otto, 100). In 't Nieuw Grieksch beteekent [I]KOAOKUQIO[/I] (pompoen), malligheid, gekheid, apekool. Het is daarom mogelijk, dat ook wij met Jan Kalebas oorspr. een leeghoofd, windzak, windbuil bedoelen, iemand van weinig beteekenis. Vgl. Jan Pompoen (Zuid-Afr.), een leeghoofd.