Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Iemand iets op de mouw spelden

betekenis & definitie

D.w.z. iemand iets wijsmaken, bedriegen; fri. immen hwet op 'e mouwe speldsje of hwet oplappe; hd. einem etwas aufdem Ermel binden, seine leichtglaubigkeit misbrauchen (Grimm I, 557); ook einem etwas aufbinden oder aufdie Nase binden, ihm eine Lüge aufheften (I, 622); Nederd. he lettsück wat up de Mauen stellen (Eckart, 351); oostfri. ên wat up de mau binnen of spellen (Dirksen II, 15); de at binde En NogetpaaAermet, lat. centones (lappen) alicui sarcire. Eene zeker reeds vrij oude uitdrukking, die in het Mnd. ook voorkomt, blijkens Schiller und Lübben III, 129 b: Up de mouwen binden, betrügen, en die bij ons in de 17de eeuw zeer gewoon was.

Vgl. Poirters, Mask. 153: Als sy malkanderen louter blauw bloemkens op de mouw speten (ook bl. 274 en Antw. Idiot. 247); Amsterd. Vreugdestroom, 23: Jy quelt me en spelt me nu op de mou wat quackjes; Kluchtspel III, 80: Maer 't sijn al geen Evangeliën, die s'er een mens wel op de mou knopen; Langendijk, Wederz. Huw. Bedrog, vs. 1297; Van Effen, Spect. XII, 10; C.

Wildsch.
VI, 59; Tuinman I, 191; Sewel, 267; Halma, 177; De Jager, Frequ. II, 258; Ndl. Wdb. IX, 1187; Villiers, 83; enz. Ook in Zuid-Nederland is de uitdr. zich iets op de mouw laten speten, bekend (Schuerm. 395 en Joos, 84) of iemand iets op de mouwe spitten, iemand iets opvijzen of opdraaien (De Bo, 801 b); iemand wat op den rug speten ('t Daghet XII, 192). In het Antw. Idiot.: iemand iets opbinden, opdraaien, opladen, opspeten, opstoven, opvijzen; Rutten, 168: iemand een pak opstooten. Te vergelijken is wellicht ook het Westvlaamsche opsteek(sel), voorwendsel (De Bo, 799; 800); verder: iemand iets opbinden, wijs maken (Schuerm. 433 b en Tuerlinckx, 433); - opdouwen; opstooten (Tuerlinckx, 436; 460); - opdraaien (Tuerlinckx, 436; Schuerm. 434 a); opladen, opleggen (Schuerm. 436 a); - ophangen (hd. einem etwas aufhangen); aan den neus knoopen (Joos, 93); iemand iets aan zijne ooren naaien (Ndl. Wdb. XI, 38); enz.

Eene bevredigende verklaring dezer uitdrukking is nog niet gegeven. Vgl. evenwel uitdrukkingen als: iemand den kap, de kaper, zijn caproen (met hooi) vullen (zie Noord en Zuid XIV, 35; Ndl. Wdb. VII, 1549); het mnl. coveltimpen met vlocken vullen (vleien, honing om den mond smeren, beetnemen); het Westvl. iemand zijne mouw vullen, hem leugens ophangen (De Bo, 716 a); iemand iets in de veel duwen, iets wijs maken (Tuinman 1,197; Spaan, 33); iemand iets in den zak stoppen (zie Het Boerekrakeel, 111); het Twentsche eene wat op 't vesken doon; 16de eeuw: iemand schoone bellen in de ooren hangen (A. Bijns, N Ref 220 (zie ook 234, aangeh. in het Ndl. Wdb. XI, 38), iemand iets wijs maken, waarmede te vergelijken is het fri.: ik lit my gjin ringen yn 'e earen naeje; Drente: iemand een leugen op de nak dreien (Bergsma, 94). Grimm, Kleinere Schriften II, 173 en Blumschein, 223 denken aan de vroegere gewoonte van elkaar geschenken of eenig voorwerp van waarde op de mouw te binden, zooals kinderen nog op hun verjaardag een koek op den arm vastgebonden dragen (zie W.

Dijkstra, Uit Friesland's Volksleven I, 223-225), en vandaar: iemand aangenaam zijn, vleien, beetnemen, iets wijsmaken. Liever zou ik uitgaan van de beteekenis: iets aan iemand's mouw vastspelden, iets aan hem vasthechten, hem doen aannemen, doen gelooven; vgl. iemand iets aansmeren (zie aldaar); het lat. imponere; fr. en imposera qqn; un imposteur, eng. to impose upon a p.

< >