Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Iemand dwarsdrijven

betekenis & definitie

In eigenlijken zin gebruikte men in de 16de eeuw het wkw. dwarsdrijven van een schip in de bet. niet bij den wind willen zeilen, zooals nog in het Friesch: it is in ald dwersdriuwer, waaruit zich de beteekenis wederstreven geleidelijk ontwikkelde.

Zie Sart. I, 9, 97: Ghy mocht den dwars-drijver liever hebben laeten slapen, vert. van: cicadam ala corripuisti. Zie verder Witsen 486 en 503; Winschooten, 55: Dwarsdrijven beteekend met een Schip, dwars in het Waater leggen: het welk indien het met voordagt geschied om een ander te quellen: wat wonder dat dwarsdrijven genoomen werd voor harrewarren, kraakeel soeken: en een Vent of Schipper, die dat doet, een dwarsdrijver genaamd werd. Zie ook Smetius, 223: Hij wilalle-tytdwers in de wagen gaen; Sewel, 202: Dwarsdryver, a cross fellow, a quarrelsom fellow; Halma, 130; V. Schothorst, 123; Gunnink, 124; Harreb. 1,169: altijd de dwarsfluit spelen; in het Waasch Idiot. 198: dweerszak, dweerzerik, dwarsdrijver; fri. it is in dwerslizzer, dwarsliggend schip, fig. dwarsdrijver. Voor het nd. zie Kluge, Seemannsspr. 203.