D.w.z. ieder moet zijn eigen gebreken verbeteren, voordat hij zich met die van
anderen bemoeit; ook ieder moet voor zijn eigen belangen zorg dragen. Zie ‘Ieder moet zijn eigen boonen (of peultjes) doppen’; Harrebomée II, 307 b: Men moet niet een andersmans stoep schoon maken, voordat de onze rein is; vgl. Sart. I, 7, 47: ab ipso lare incipe, maeckt het voor u eygen deur eerst schoon; Poirters, Mask. 20: Vaeght voor u eyghen deur, wilt ghy de straet schoon hebben; Servilius, 11: Een yegelic kuysset vore syn eyghen duere, so sullen alle de straten reyn syn; Handelsblad, 12 Juli 1914 (ochtendbl.) p. 2 k. 6: Veeg eerst voor uw eigen deur; De Arbeid, 23 Nov. 1913 p. 2 k. 1: Wij werpen echter de smeur terug en geven Oudegeest in ernstige overweging voor eigen deur te vegen; 8 April 1914 p. 4 k. 1: De bedoeling is alleen aan te toonen, dat de modernen niets te laag is, om andersdenkenden te treffen, terwijl ze zelf liever eerst voor eigen deur moesten vegen; Het Volk, 9 Juli 1915 p. 2 k. 4: In de ‘vrije’ pers is deze fraude erkend, maar gezegd, dat de ‘modernen’ wel voor hun eigen deur moesten vegen. Syn. uitdr. bij Anna Bijns, Refr. 36, vs. 11: Stopt uws selfs scuyte, want voorwaar sij es lec; Huygens, Zeestraet, 949: Elcksyn pelsje pluys'; elck kraeck' sijn' eigen luys. In Zuid-Nederland: elk vage voor zijn deur (fr. chacun dot balayer devantsa porte) of kuische zijnen eigen kant, bemoeie zich met het zijne, verantwoorde zich zelf (Joos, 74; Waasch Idiot 323 b; 684 a; Schuermans, Bijv. b), wiede zijn eigen lochtng (binnenplaats), - zijn eigen hof (Joos, 162; Ndl.
Wdb. VI, 838); in het eng. sweep before your own door; hd. ein jeder fege (kehre) vor seiner Tür, er findet schmutz genug dafür; in het Nederd. elk schrap sinen egen Pott; zie Eckart, 412; Dirksen II, 24; Reuter, 28; Wander II, 1235; IV, 1191; fr. ets hat genög oan syn eigen tun to wjudden (vgl. Brederoo II, 143: Wy buyten ons selven niet eens behoeven te treden om werck te vinden, vermidts in een ygelijks tuyn genoech te doene valt).
