Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Hij is in de lappenmand

betekenis & definitie

D.w.z. hij is een weinig ongesteld; hij zit in de kazemat of is in de potten-bank, eig. ligt in de mand om gelapt, hersteld, opgeknapt te worden; ook: hij is in de voddenmand.

Zie Harreb. II, 10 a en Onze Volkstaal I, 212: in de lapmandzjn, ongesteld zijn; Waasch Idiot. 388; Antw. Idiot. 746; Opprel, 69 a: in de lappemande zijn, voortdurend ongesteld zijn; Teirl. II, 200: in de lapmande liggen, ziek zijn (niet veel waard zijn); Welters, 101: In de lapmand zitten, onpasselijk zijn; Breuls, 93: Er is in de lappekurf, zie ook Ons Volksleven VIII, 228; Nkr. IX, 10 Juli p. 6: Sterk was-ie nooit geweest. Elken winter ging-ie minstens 'n paar weken de lappenmand in; Haagsche Post, 1918, p. 52 k. 2: Zooals gezegd: de voetbalsport ligt in de lappenmand, de wintersport viert hoogtij.

In Friesland zegt men hy is yn 'e miezel of yn 'e lapdoaze; hy is yn 'e fisel, hij is in den vijzel, onder geneeskundige behandeling; en van een vrijster, die geen kans meer heeft om te trouwen: de faem is yn de fodkoer (= voddenmand; zie Nav. 44, 60). Synoniem met onze uitdr. is ook het Zaansche: hij leitin den kattebak (Boekenoogen, 406) en het Westvlaamsche in slavent liggen (De Bo, 1030; Schuerm. Bijv. 301).