Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Een (oude) paai

betekenis & definitie

D.i. een oude kerel, een oude pee (in Zuid-Nederland) komt in de 18de eeuw zeer dikwijls voor; vgl. Haagsche Reize, 84; 98; Kluchtspel III, 123; Tuinman I, 208; Halma, 493: Een oude paai, een oude man, un vieux roquentin, un vieux penard, un vieux bon homme; voor Zuid-Nederland zie Schuermans, 450: paaike, een aardig, grillig persoon; Rutten, 167.

Sommigen meenen dat het znw. paai is ontleend aan de zeemanstaal en beantwoordt aan het Portugeesche pae, vader, dat in het Maleisch-Portugeesch veel voorkomt, evenals mae, moeder, in Zuid-Afrika maai, waar ook ou'paai heel gewoon is. Anderen zien er de klank-wettige ontwikkeling in van het oost-mnl. pade, peetvader, peter.