Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

De appel valt niet ver van den stam (of den boom)

betekenis & definitie

D.w.z. kinderen aarden gemeenlijk naar hunne ouders; mlat. arbor sit qualis, fas est cognoscere malis; ex radice mala nascunturpessima mala; ex ovis pravis non bona venitavis. Bij Goedthals, 77 vindt men deze gedachte uitgedrukt door: Alle vruchten smaken naer huerliederen boom, de noble estoc naist riche plantage. Den wijn smaeckt geernezijns stocks, le vin se cognoist a la saueur; mlat. stirpe saporatur pomum quocumque rotatur (Werner, 94).

Cats drukt het op de volgende wijze uit: 't Appelken smaeckt gemeenlijck boomigh (zie Bebel, no. 451), dat in het Vlaamsch luidt: het appelken smaakt gemeenlijk boomsch (De Bo, 55). Vgl. ook Mergh. 11: de peere en valt niet wijt van den boom. Ook in het hd. zegt men der Apfel fällt nicht weit vom Stamm; in Nederduitsche dialecten: de Appelfalltnicht wiet van 'n Stam; deApel falltni widd fon Stamm. Zie Taalgids IV, 254 en vgl. Eckart, 16: de Appel fällt nit wt vam Stamme et en si dann, dat de Böm schêfam Auwer (Ufer) steht. In het Friesch luidt de spreekwijze: de apel fait net fier fen 'e beam. Vgl. noghet Ndl. Wdb. II, 552; III, 407; 429; Harreb. I, 17 a; fr. de douxarbres douces pommes; eng. the apple falls near the tree; such as the tree is, such is the fruit (vgl. Waasch Idiot. 663 bizuike tronk, zulkjong). Blauwe doeven, blauwe jongen (Cats I, 424; Groningen IV, 191).