Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Daar zit 'em de kneep

betekenis & definitie

D.w.z. daar zit de moeilijkheid; daar houdt het 'em (vgl. eng. thee is the rub), dat is ten aap (Maastricht); bij Winschooten, 183: Daer leit de kneep, dat wil zeggen daar houdt het, knijpt het, zit het vast; Tuinman I, 232: daar ligt de kneep, dat wil zeggen de klem der zaak; vgl. hd. da sitzt der Haken; eng. thats just the kink of it. Eene andere hieruit voortvloeiende beteekenis heeft kneep in de uitdr. de kneep vatten (zie Tuinman I, nal. 13 en Van Effen, Spect VII, 198) naast den kneep weg hebben, het geheim der zaak of handeling gevat hebben (Tuinman I, 233; Chomel II, 1257: Gelyk 'er Valken van een leerzamen aart, en min leerzame zyn, zo ziet men 'er somtyds, die de kneep de eerste, of twede sprong al weg hebben) en de knepen kennen (Harreb.

I, 419. Teirl. II, 155). Hier heeft dit woord de bet. van listige kunstgreep, streek, in welken zin het ook door Halma en Sewel wordt vermeld en eveneens in het Nederduitsch bekend is; Afrik. daarlee die knoop. Vgl. Wander II, 1429; Eckart, 274: he wêt de rechten knêpe; he is vuiler knêpe; Molema, 46 b; hy het de knepen yn 'e mouwe; der st 'm de kneep; hd. den Kniffkennen; Kniffe hinter den Ohren haben (Wander II, 1431).