Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Daar moet de schoorsteen van rooken

betekenis & definitie

D.w.z. daar moeten we van leven, bestaan; dat verschaft ons voedsel, levensonderhoud.

Vgl. Winschooten, 352: Mooi weeren geen haring: hetwelk oneigendlijk beteekend, alle ding is meutje, maar de schouw rookt'er niet van; Kluchtspel III, 201: Die (Amsterdamsche jongelui) studeeren nu maar, hoe ment geld zal verteeren daar rookt de schoorsteen niet van; V.d. Venne, 52: Schoorsteenen kosten veel om roockend' te houden; Tuinman 1,106: Daar van rookt de schoorsteen niet, dat is, daar van komt niets in den pot, die door 't ondergestookte vuur den schoorsteen doet rooken; Harreb. II, 257: Daarmoetde schoorsteen van rooken. Daar de schoorsteen rookt, is het best vrijen; bl. 258: Van liefde rookt de schoorsteen niet, Kunstl. 134: Daar kin de schoorsteen nie van trekke; G.W. Lovendaal, Lentedagen, de Mulder:De wind, de wind Is mulders vrind:

Zijn molen moet ervan draaien.

Hij zingt altijd, de witte man:

‘Daar rookt er bij ons de schoorsteen van’.

Molema, 371: Hier stoan en nijt verkoopen, doar ken mien schöstijn nijt van rooken, zeggen de vrouwen als zij den tijd verpraat hebben en heen willen gaan; Antw. Idiot. 1091: de schouwpijp zal daar niet blijven rooken, ze zullen er gauw door, ten ondere zijn; De Bo, 474: met hier te staan en niet te verkoopen, ons kavetje kan niet rooken, die wil geld winnen, mag niet ledig zijn; Afrik. daarsal die skoorsteen nie van rook nie; nd. darvan will de Schornstên nich roken, das wird schlechten Vorteil bringen (Wander IV, 328). Vgl. hiermede Servilius, 15: ten brengt niet in die cuecken; Erasmus, CLXXXVI en het lat. domus fumabat, er werd braaf gegeten en gedronken (Cicero).