D.i. in het kaartspel, bijv. het omberen, de dubbele inzet of boete, wanneer de speler minder slagen haalt dan de tegenspelers en dus reddeloos verloren heeft, ‘weg’ is;
vandaar iets codille zijn, iets onherroepelijk kwijt zijn (Ndl. Wdb. III, 2058). Vgl. ‘Kapot’.