Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Boontje komt om zijn loontje

betekenis & definitie

D.w.z. iemand krijgt zijn verdiende loon, als hij iets misdreven heeft: het kwaad loont zijn meester (Spieghel, 276).

De zegswijze is ontleend aan het sprookje van erwtje, boontje, strootje en kooltje vuur, die samen uitwandelen gingen. Ze kwamen voor een wijd water en wisten niet hoe daarover te komen. Strootje ging nu over het water liggen, en erwtje en boontje liepen er overheen. Toen kooltje vuur dit ook zou doen en reeds op het midden was, raakte het strootje in brand en kooltje vuur viel in het water. Boontje begon hierover zoo te lachen, dat het berstte; zoo kreeg het loon naar werken; zie Grimm, Kindermarchen no. 18.1) Dit sprookje was in de 17de eeuw bij ons bekend: bij Poirters, Mask. 123 en in de Klucht v. Oene door Jan Vos (Ged. II, 221) komt het voor; de zegswijze is het eerst aangetroffen bij Winschooten, 273, waar ze luidt: het boontje komt om zijn loontje; vgl. ook Rusting, 597: Zo komt boontjen om zyn loon. Ook het omgekeerde loontje komt om zijn boontje wordt aangetroffen, vooral in Zuid-Nederland, doch schijnt van later dagteekening te zijn (vgl. o.a. Slop, 158, 159).

In Oostfriesland zegt men, volgens Eckart, 412: Pontje kriegtsin Lontje, evenals in Groningen: boontje krigt zien loontje (Molema, 51 b). Het is duidelijk, dat ‘komt om’ hier wil zeggen ‘krijgt’, eene beteekenis die voortvloeit uit die van ‘komt om te halen’, ‘weg te nemen’. Vgl. Hooft, Ged. I, 285: En waer een kerren (kogel) treft, zy komt om lijf oft lidt. Zie Schotel, Oud-Holl. Huisgezin, 455; Ndl. Wdb. III, 448-449; VIII, 2795; VolkskundeXX, 193; Tijdschrift, XIII, 156 en XVIII, 293, waar eene vergeestelijking van dit sprookje is te vinden. Ook in het fri. boantsje komt om syn loantsje.