Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Aan het langste (of kortste) eind trekken

betekenis & definitie

D.i. het voordeel (of nadeel) hebben, er het best (of slechtst) aan toe zijn, het winnen (of verliezen).

Deze uitdr. dateert uit de middeleeuwen, toen men zeide: om 't lanxte trecken, zien wie de sterkste is (Mnl. Wdb. IV, 103) en aen 't cortste ende bliven, dat in Reynaert II, vs. 522 voorkomt. Men zal den oorsprong der uitdr. moeten zoeken in de vroegere gewoonte van te loten of een twist te beslechten door uit eenige stroohalmen te trekken. Wie den langsten halm trok, had het gewonnen. Vgl. het hd. das Halmchen ziehen; den Kürzern ziehen; oostfri.: de körtste trekken; de.: at traekke dat korteste straa (Nyrop, 126); in Zuid-Nederland: strootje (strooiken) trekken, tirer a la courte paille (De Bo, 1117; Rutten, 235 b; Schuermans, 694 a; Kinderspel, IV, 144-1481); of lotje trekken, tuiken trekken (Antw. Idiot. 1273); in het mnl. muke tien (of trecken2\ loten, dat ook in het mnd. voorkomt, en in het dialect van Bremen de muken tên, losen, vermittelst ungleich langer stabe oder halmen, welche die losende ausziehen müssen (Brem.

Wtb.
III, 196 aangeh. bij Lübben); in de Bommelerwaard: pinneke steken of trekken (V.d. Water, 118). Zie verder Sart. III, 1,57: al willen wy aen 't langhste eynt wesen; Campen, 94: hywaergeerne antbreedste eynde; Van Moerk. 67: aen 'tlangste eind'blijven; Tuinman I, 238; Teirlinck, 402: de langsten end, de schoonsten end vast hen, het meeste voordeel genieten; ook de slechtsten end vast hen en hetfri.: hja tsjiere om 'e langste ein, zij twisten om het langste einde. Voor de verklaring zie ook Borchardt, no. 721; Schrader, 368-369; De Cock, 114; Günther, 40. Synoniem in de Bommelerwaard: aan de achterste mem (speen) liggen, aan 't kortste eind trekken (V.d. Water, 107).