NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Vivere, jacob van de

betekenis & definitie

VIVERE (Jacob van de), ofViverius, geb. te Gent in 1571 of 1572, gest. te Amsterdam, waarschijnlijk na 1636. Zijn vader, waardijn der munt te Gent, was als graveur en goudsmid zeer in de gunst bij prins Willem I.

Ter wille van het geloof zijn zijne ouders verplicht geworden de Zuidelijke Nederlanden te verlaten. Jacob studeerde in de medicijnen te Leuven en te Leiden, waar hij 18 Oct. 1595 in het Album Academicum werd ingeschreven als ‘Jacobus Viverius Gandensis, 24. M.’ Was hij destijds 24 jaar, dan moet hij dus in 1571 geboren zijn. Hij promoveerde te Leiden, bezocht daarna Frankrijk en Engeland en streek weêr in de Sleutelstad neer. Erg voor den wind is het hem hier blijkbaar niet gegaan, want in 1601 richtte hij zich tot het stedelijk bestuur en vroeg ‘alsoo hem de middelen ontbreecken’, om een soort van aanstelling als stadsgeneesheer. De vroedschap berichtte hem 17 Mei 1601, dat zij niet in zijn voorstel kon treden, en hem aanraadde naar elders te vertrekken, waartoe hem een reisgeld van 36 gulden gegeven werd (de curieuse brieven in Navorscher, VIII, 209). Onze medicus trok toen naar Amsterdam, waar hij het apothekersbedrijf uitgeoefend heeft.

Niet als medicus heeft hij zich naam verworven maar als letterkundige; hij bekleedt zelfs een niet onbelangrijke plaats onder de nederlandsche dichters uit het eerste vierendeel der zeventiende eeuw. Van zijne Wintersche avonden beweerde Blommaert dat zij nog een herdruk zouden verdienen.

Achtereenvolgens zag van hem het licht: De Vyt-spraecke van Anna Vytden Hove (Die te Brussel om de suyvere leere moordadelick is ghedolven gheweest) (Leyden,

Chr. Guyot, 1598 in 4o. Gedichten); Een Christelick lof-verhael van den treffelicken veldtslagh die sijne Princelicke Excellentie den 2 July 1660 in Vlaenderen heeft

ghewonnen (Leyden, Chr. Guyot. 1600 in 4o.; Gedicht van 38 koepletten op den slag bij Nieuwpoort); Den Spieghel van de Spaensche Tyrannie: waer bij ghevoeght is Eene vreughdighe vieringhe over het veroveren van de steden Rijn-berck (Amst.

H. de Buck, 1601 in 4o.; Twee gedichten van 47 en 13 koepletten); Handboeck, of Cort begrijp der caerten ende beschrijvingen van alle landen des werelds (Amst., C. Claesz. 1609 in 12o. oblongo; geen oorspronkelijk werk, maar compilatie); Lusthof

van de christene ziele (Leyden, 1609 in 4o.); Het reys-gheldt van de uterste oflaetste reyse.... vergadert... van... Nathan Chytraeus ... ende nu uyt de latijnsche....

sprake vertaelt van Jacobus Viverius (Amst, M. Colijn, 1610 in 4o.); Wintersche avonden of Nederlandsche vertellingen door Philologus Philiatros a Ganda (Amst.,

1610 kl. in 8o.); deze verzameling voorvallen, anecdoten enz. bevat tal van gegevens voor de kennis van het leven van Viverius. Eerst op de door Jan Zoet bezorgde uitgave van 1650 komt zijn naam als auteur voor; ze werd nog in 1665 herdrukt; Clachte ende vertroost nghe over het Christelijck overlijden van .... Jo. Hallius ....

(Amst. D. Pietersz. 1619 in 4o.); anonym uitgegeven, is de Clachte echter onderteekend met Viverius' spreuk ‘De doodt doet leven’; De handt Godes of een Christelick verhael van een Peste ofgaeve Godes (Gedicht; (Delf, J. Andriesz. 1624

in 4o. herdrukt in 1636); Tien Christelijkegesangen totloj van .... Jesus Christus. (Amst. herdrukt in 1634). Ook schreef hij een tooneelspel Alphonsus d'Este, maar het is de vraag of dat uitgegeven is.

Hoofdbron voor het leven van Viverius is Ph. Blommaert, De Nederduitsche schrijvers van Gent, 163 v.v.

Knuttel

< >