NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Velingius, abdias

betekenis & definitie

VELINGIUS (Abdias), de zoon van den pred. en hoogl. aan de Ill. school te Rotterdam Wilhelmus Velingius (geb. te Groningen 1692, gest. te Rotterdam 1756) werd omstreeks 1720 te Groningen geboren en overl. Oct. 1803 op zijne huizinge ter Aa te Berlicum (N. Br.). In 1744 werd hij pred. te Benthuizen, in 1747 te 's Hertogenbosch; 1749 werd hij aldaar hoogleeraar aan de Ill. school in de Joodsche oudh. en kerkgesch., 1750 predikant te Kleef. In 1757 wederom in den Bosch hoogleeraar in de grieksche taal en gewijde welsprekendheid. Twee jaar later werd hij predikant te Heusden; 4 Dec. 1759 hield hij een latijnsche redevoering over de Ill. school te 's Hertogenbosch. Deze rede, in het hollandsch uitgegeven, is eene der voornaamste bronnen voor de gesch. der Ill. en latijnsche scholen van den Bosch; 1763 werd Velingius predikant te Bergen op Zoom en in 1794 deed hij tijdens het beleg van den Bosch door de Franschen als garnizoenspredikant aldaar met twee stadsleeraren (drie waren gevlucht) dienst. Na de capitulatie vertrok hij met het garnizoen naar Grave, waar zijne goederen benevens die van den gouverneur en commandant op hoog bevel in beslag werden genomen en naar Rotterdam vervoerd, omdat men meende, dat den Bosch te spoedig was overgegeven. Wellicht heeft Velingius toen nog te Gorkum gevangen gezeten. Nadien emeritus geworden, vestigde hij zich te Berlicum.

Velingius was een begaafd man, doch in zijne jonge jaren viel nogal iets op zijn zedelijk leven aan te merken, gelijk schrijver dezes gebleken is uit de Gereformeerd Kerkelijke Papieren van Mr. H.B. Martini (aanwezig in het Archief van de Classis den Bosch). Veel opschudding verwekte in 1747 zijne clandestiene verloving en zonder toestemming der ouders van de bruid te Cleve gesloten huwelijk met een meisje uit Rotterdam. Deze daad lokte twee geschriften uit van zijn bosschen ambtgenoot, de Witt, en een van den vuchtschen pred. Keuchenius. Ook later was hij waarschijnlijk de man, die in 1757 Ds. van Alphen opstookte (zie art. Clemens, I kol. 605).

Van 's mans werken noemen wij hier: Redenvoering over de IIl. Schoole van 's Hertogenbosch enz. ('s Hert. 1760), en zijne verhandeling ter weerlegging van Priestley's Historie van de verbasteringen des Christendoms, gedrukt in het eerste deel der Verhandelingen van het Haagsch genootschap ter verdediging v.d. Christ. godsdienst (1787), waardoor Velingius met Segaar en Gavell behoorde tot de eersten, die den prijs van vijftig dukaten van genoemd genootschap ontvingen.

Opgave der titels zijner werken bij Hermans, Gesch. der III. en Lat. scholen te 's Hert. (Amst. 1852); Glasius, Godgel. Nederland. Over Velingius zie verder: Onzijdig verhaal wegens de belegering van 's Hert. door de Franschen enz. (Amst. 1794) 9 en 32.

Meindersma

< >