NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Toledo, frederik - fadrique - alvarez de

betekenis & definitie

TOLEDO (Frederik - Fadrique - Alvarez de), hertog van Huesca, markies van Coria, zoon van Ferdinand Alvarez, hertog van Alva en van Maria Henriquez (kol. 21), geb. 1529, overl. 1583. Als kind werd hij reeds aan het krijgsleven gewend, doordat zijn vader hem medenam op een tocht naar Tunis in de jaren 1534 en 1535.

Door de hooge plaats, die zijn geslacht onder de spaansche edelen innam, verkeerde hij veel aan het hof van Philips II, maar hij geraakte in 1566 bij den koning in ongunst, doordat hij eene liefdesbetrekking aanknoopte met eene hofdame der koningin, Magdalena de Guzman. Deze werd naar een klooster gezonden en Frederik werd te Medina del Campo gevangen gezet. In 1567 werd deze straf door den koning veranderd in eene zending naar Oran in Afrika, waar hij aan den strijd tegen de Mooren moest deelnemen. Toen zijn vader in hetzelfde jaar naar de Nederlanden ging, werd Frederik begenadigd en insgelijks naar het Noorden gezonden. Hij kwam daaraan tusschen 24 en 31 Juli 1568 gedurende het verblijf van Alva te Groningen. Deze benoemde hem tot opperbevelhebber der infanterie en als zoodanig maakte hij den veldtocht tegen den Prins van Oranje in het najaar van 1568 mede. Het schijnt, dat Alva gaarne had gezien, dat zijn zoon hem in het bestuur was opgevolgd; in het najaar van 1570, toen de hertog zich aanbood, om Philips' echtgenoot Anna van Oostenrijk naar Spanje te geleiden en tevens ontslag vroeg, deed deze mogelijkheid zich voor. De Koning schijnt echter in geen geval don Frederik, die zijn gunst nooit weer geheel verworven heeft, als landvoogd gewild te hebben.

In 1572 bevorderde deze met groote voortvarendheid de inscheping der troepen, die onder Sancho d'Avila van Bergen-op-Zoom uitzeilden (6 Mei), om Middelburg, dat door de Geuzen belegerd werd, te ontzetten. De verrassing van Bergen in Henegouwen door Lodewijk van Nassau vereischte zijne tegenwoordigheid. Gedurende de samentrekking van de troepen, die de stad moesten heroveren, had don Frederik in last, de grenzen tegen mogelijke invallen der Hugenoten te verdedigen en vestigde zich daartoe 23 Juni in de abdij Belian bij Bergen. Op de nadering van troepen onder den heer van Genlis, trok hij hen met 4000 man voetvolk en 1000 ruiters te gemoet en versloeg hen bij het dorp Hautrage in de nabijheid van St.-Ghislain (19 Juli). Genlis werd gevangen genomen en een groote slachting werd onder de vijanden aangericht.

Na te Brussel eene bespreking met Alva gehouden te hebben, keerde Frederik naar Bergen terug, om een aanvang te maken met het beleg, waaraan ook Alva en de hertog van Medina Celi deelnamen. De pogingen van den Prins van Oranje om de stad te ontzetten, werden verhinderd door de schermutselingen bij Jemappes en Saint-Symphorien (9 en 12 Sept.), waarin de troepen van don Frederik de overhand behielden. Eene nachtelijke overval (camisada, 2 Sept.) door Romero uitgevoerd, deed den Prins bijna in de handen van zijne vijanden vallen. Spoedig daarna (19 Sept.) werd een verdrag voor de overgave der stad opgemaakt, waarbij voor de bezetting vrije aftocht met krijgseer bedongen werd en 21 Sept. had de uittocht plaats. Alva vertrok daarop naar Brussel, de verovering van Mechelen aan zijn zoon overlatend. Hier werden op 2 Oct. en volgende dagen een groot aantal inwoners gedood en hunne huizen geplunderd.

Don Frederik begunstigde de plundering en zijn secretaris Esteban de Ybarra was een van de voornaamste aanstokers. De omliggende plaatsen Oudenaarde en Dendermonde kwamen in denzelfden tijd in de macht van de Spanjaarden. Volgens de besprekingen in den krijgsraad, te Mechelen gehouden (6 Oct.), rukte het leger nu op naar Maastricht, om de troepen van prins Willem den weg naar het Westen af te snijden en om van daar den tocht naar de afvallige steden van het Noorden te beginnen. Het plan van Medina Celi, om over Bommel en Gorinchem naar Holland te trekken, werd niet gevolgd, omdat Alva zich eerst van de IJsellinie wilde verzekeren. Het leger stak 18 Oct. de Maas bij Maastricht over, marcheerde onder bevel van don Frederik naar Lobith, waar de Rijn werd gepasseerd en wachtte bij Nijmegen op de artillerie, die tot Grave over de Maas en vervolgens over land was vervoerd en van Nijmegen weer over Rijn en IJsel naar Zutphen werd gebracht. Frederik veroverde Zutphen (16 Nov.) en liet toe, dat bijna de geheele burgerij over de kling werd gejaagd. In plaats van een aanval op Bommel,

die aanvankelijk beraamd was, werd nu door den krijgsraad te Nijmegen een veldtocht naar Holland vastgesteld en don Frederik verkreeg het opperbevel, zeer tegen den zin van den hertog van Medina Celi, die gaarne had gezien, dat Alva zelf het commando aanvaard had. Frederik bevond zich 27 Nov. te Amersfoort en veroverde 1 Dec. Naarden, dat in slechten staat van tegenweer was en waar de geheele bezetting, burgers en soldaten werd gedood. Over Weesp bereikte hij vervolgens Amsterdam (6 Dec.), terwijl onderweg schermutselingen plaats hadden op het ijs van het IJ tusschen de Spanjaarden en de bemanning van eenige schepen der opstandelingen, die waren ingevroren. Te Amsterdam ontving Frederik de afgezanten van de vroedschap van Haarlem, den oud-burgemeester Dirk Jacobsz. de Vries, den schepen jonker Christoffel van Schaegen en den pensionaris Adriaan van Assendelft, die aangemoedigd door brieven van spaanschgezinde zijde vergiffenis voor Haarlem kwamen verzoeken en de overgave van de stad aanbieden. Tijdens hunne afwezigheid besloot de burgerij echter op aansporing van den bevelhebber van Haarlem, Wigbold van Ripperda, de stad te verdedigen, die eene welkome versterking ontving (4 Dec.) door de komst van 4 vendels Duitschers van de troepen van Lazarus Müller.

Twee van de afgevaardigden naar Amsterdam, van Schaegen en Assendelft, die terugkeerden (5 Dec.), werden naar Delft gezonden naar den Prins en moesten met hun leven boeten voor hun verraad. Marnix van Sint-Aldegonde kwam namens den Prins de wet verzetten (9-11 Dec.) en de Spanjaarden vonden Haarlem in staat van tegenweer, zoodat de eerste stormaanval (11 Dec.) werd afgeslagen. Don Frederik verscheen den volgenden dag met zijne onderbevelhebbers Julian Romero, Capres de Licques, Noircarmes, von Eberstein, Juan Pacheco, Antonio van Toledo e.a. en vestigde zich op het huis te Kleef De belegering heeft tot 12 Juli 1573 geduurd en deed de Spanjaarden herhaaldelijk aan het welslagen twijfelen De verovering van de schans bij Spaarndam (8 Dec. 72) sneed wel den weg naar Waterland af, maar door den strengen winter konden dikwijls levensmiddelen en soldaten over het ijs binnen de stad komen. Herhaaldelijk moest don Frederik versterking van zijne troepen vragen, die ten slotte tot ± 30.000 man waren aangegroeid. De stormaanvallen werden alle afgeslagen. Het blokhuis en het ravelijn bij de Kruispoort werden hardnekkig verdedigd; in Jan. 1573 werd zelfs de schans Rustenburg, buiten de poorten gelegen, door de belegeraars genomen.

In Febr. wilden verschillende bevelhebbers het beleg opbreken, doch Alva, aan wien don Frederik dit berichtte, antwoordde, dat de stad tot elken prijs moest genomen worden, en beloofde versterking van het leger te zullen zenden. In de laatste maanden van het beleg trachtten de Spanjaarden vooral door het aanleggen van mijnen de muren der stad te vernielen; de verschillende pogingen tot ontzet, door Willem graaf van der Mark, heer van Lumey (13 Dec. 1572), door den hopman Philips de Koning (Jan. 1573) en door Dirk van Bronkhorst en Batenburg en den heer van Carloo (9 Juli 1573) werden alle verhinderd. Het brengen van de schepen van Bossu in het Haarlemmermeer en het bouwen van forten aan de oevers deden de mogelijkheid van toevoer geheel ophouden (Mei). De honger dwong de belegerden eindelijk tot de overgave, waarbij eene som van ƒ 240.000 werd beloofd, om de plundering af te koopen. Don Frederik hield zijn intocht 14 Juli en op den volgenden dag begon de terecht-

stelling van een groot aantal soldaten en van de hoofden der burgerij. Een gedeelte van de burgers werd na de afkondiging van een genade-plakkaat van 21 Aug. nog geprest om deel te nemen aan de belegering van Alkmaar, dat 21 Aug. werd ingesloten. Eene muiterij, die na de inneming van Haarlem was uitgebroken, en die 16 Aug. eerst was onderdrukt, had don Frederik belet, Enkhuizen te belegeren. Alkmaar werd dapper verdedigd door de burgerij en door het garnizoen onder Cabeliau en Ruichaver, dat door den Prins naar de stad was gezonden. Toen de Watergeuzen onder Diederik Sonoy de dijken dreigden door te steken, beval Alva zijn zoon de belegering op te heffen (8 Oct.). Eenige dagen nadat Frederik zich te Amsterdam bij zijn vader had gevoegd, verkreeg deze ontslag uit zijne landvoogdij (19 Oct.).

Kort na elkander (18 en 24 Dec.) verlieten vader en zoon Brussel, om naar Spanje terug te keeren. Op zijn tocht naar het Noorden had Frederik veel aan jicht en koorts geleden. Philips II gaf bij de terugkomst van Alva en zijn zoon duidelijk blijk, dat zij zijne gunst hadden verloren. De laatste werd zelfs niet door den Koning ontvangen. Later geraakte Frederik geheel bij dezen in ongenade, doordat Philips' voornemen om hem te doen huwen met dezelfde Magdalena de Guzman, die in 1566 door zijn toedoen in een klooster was geplaatst, door Alva en Frederik werd verijdeld. Buiten medeweten van den koning werd Frederik in den echt verbonden met zijne nicht Maria de Toledo, dochter van Garcia de Toledo.

Toen dit feit ruchtbaar was geworden, werd Alva naar Uzeda verbannen en Frederik op het kasteel Tordesillas gevangen gezet (1579). Spoedig daarna (Oct.) kreeg hij toestemming om zich in de stad Medina del Campo vrij te bewegen en om zijn vader te bezoeken. Twee jaar bleef don Frederik in bewaking; hij overleefde zijne vrijlating niet lang. Hij was groot-commandeur der orde van Calatrava en edelman van 's konings kamer. Zijn portret is gegraveerd Hij was 1543 geh. met Johanna van Aragon, dochter van den hertog van Segorbe, enlater met Maria Pimentel, dochter van Alfonso Pimentel, hertog van Benavente. Zijne derde vrouw was Maria de Toledo.

Bij zijne eerste vrouw had hij een zoon Ferdinand, hertog van Huesca, die jong stierf en bij zijn derde vrouw eveneens een zoon, die slechts kort leefde. Het geslacht Alvarez-Hoemaker beweerde af te stammen uit een onwettige verbintenis van don Frederik, hetzij met de genoemde Magdalena de Guzman, hetzij met eene brusselsche. Voor brieven van don Frederik zie Colleccion de document, inédit. para la hist. de Espana LXXV (zie ook IV, VII, VIII, XIII, XXVIII,L)enBussemaker, Verslag van een onderzoek naarArchivalia (Haag 1905). Andere bronnen zijn Bor VI; v. Meteren IV; Strada, de Bello Belgico I; Petit, Grande Chronique II, 237; Histoire de F. Alvarez deTolède, ducd'Albe (Paris 1698); Hoynck van Papendrecht, Analecta (Hagae 1743); G.

Boomkamp, Alkmaar en deszelfs geschiedenissen (Rott. 1743); L. Hortensius, Opkomsten ondergang van Naarden (Utrecht 1836); C. Ekama, Beleg van Haarlem (Haarl. 1872); Loumier, Commentaires de Mendoga (Brux. 1860-63); Gachard Corresp. dePhilippeII, II, III, Groen van Prinsterer, Archives de la maison d'Orange-Nassau III, IV; van Schevichaven, Penschetsen uit Nijmegen's verleden I, 272 vlg.; Piot, Corresp. de Granvelle VI, 46; Fornéron,

Histoire de Philippe II (Paris 1881-82); L. Didier, Lettres et négociations de Claude de Mondoucet (Paris et Reims 1891-92); Fruin, Verspreide Geschr. (zie register). Haak

< >