NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Telting, mr. albartus (2)

betekenis & definitie

TELTING (Mr. Albartus) (2), geb. te Leeuwarden 18 Aug. 1857, overl. te 's Gravenhage 5 Aug. 1907, zoon van den volg. en Amelia Wiskje Fontein.

Hij genoot zijn opleiding aan het gymnasium van zijn vaderstad, terwijl hij daarnaast van zijn vader zoowel aanleg als opvoeding tot rechtshistorische studiën had ontvangen. In 1874 had hij het gymnasium afgeloopen; een jaar daarna werd hij te Leiden als student in de rechten ingeschreven; hij onderging daar voornamelijk den invloed van Fockema Andreae, onder wien hij 4 April 1882 promoveerde tot doctor in de rechtswetenschap op proefschrift Hetoud-Friesche stadrecht ('s Grav. 1882). In Juni daarna aanvaardde hij het ambt van gemeente-archivaris van Leeuwarden, dat hij in 1884 voor dezelfde betrekking te Zwolle verwisselde. Bij K.B. van 6 April 1889 werd hij benoemd tot commies, bij dat van 3 Maart 1893 tot adjunct-archivaris aan het Algemeen Rijksarchief, welk ambt hij tot zijn dood heeft bekleed.Telting heeft zich behalve als archivaris vooral bekend gemaakt als uitgever van ongedrukte rechtsbronnen. Een natuurlijk gevolg van zijn dissertatie was zijn publicatie van De Friesche Stadrechten (Werken der Vereen, tot uitg. derbronnen v.h. oud-vad. recht, Eerste Reeks 5; 's Grav. 1883). De gelukkige vondst van een handschrift op de Koninklijke Bibliotheek deed hem een nieuw stadrecht van Groningen ontdekken, dat hij uitgaf als het Stadboek van Groningen (Werken als voren, Eerste reeks 9; 's Grav. 1886). Na zijn verhuizing van Leeuwarden naar Zwolle wijdde hij zijn aandacht aan de rechten der overijselsche steden en gaf achtereenvolgens uit het Stadregt van Ootmarssum, dat van Ommen, van Rijssen, van Steenwijk, de Stadboeken van Zwolle, het Stadregt van Grafhorst en dat van Wilsum (Overijsseische stad-, dijk en markeregten, I, 7-10, 12, 14, 15; Zwolle, 1887-1903). Andere door hem uitgegeven rechtsbronnen zijn de Oude rechten van Nieuwpoort (Verslagen en Med. d. Vereeniging als voren, IV, 17 vlg.), de Oude rechten van 's Gravenzande (t.a.p., IV, 354 vlg.), de Oude rechten van heteiland Terschelling (t.a.p.

IV, 574 vlg.; V, 97 vlg.). Ook door deze uitgaven was zijn belangstelling gewekt voor de nederlandsche stadrechten in het algemeen en hun onderlinge verhouding in het bijzonder; zijn onderzoekingen hebben over deze belangrijke zaak het helderste licht verspreid. Had hij eerst de

Overijselschestadrechtfamilievastgesteld (Versl. en Med. v.d. Vereen, terbeoefening v. Overijs. regt en gesch. 1901), later breidde hij zijn onderzoek uit over het geheele land en besprak de Verleening derstadrechten in Nederland (12e-15e eeuw) en hunne verbreiding (Aant. sectieverg. v.h. Prov. Utr. Gen. v.K. en W. 1904) . Eindelijk had het onderzoek der overijselsche steden hem nader gebracht tot de geschiedenis van Deventer; de resultaten van dat onderzoek, met F.

Buitenrust Hettema ingesteld, zijn neergelegd in een reeks artikelen in de Prov. Overijsselsche en Zwolsche Courant 1889-90, ten slotte omgewerkt tot het merkwaardige en zeer gewaardeerde boek Een bezoek aan een Nederlandsche stad in de XIVe eeuw. Meteen kaarten platen ('s Grav. 1906), waarin een treffend en levendig beeld wordt gegeven van het middeleeuwsche stadsleven. In zijn laatste jaren heeftTelting zich vooral bezig gehouden met het vergelijkend onderzoek van het nederlandsche zeerecht; het resultaat daarvan zag eerst na zijn dood door de zorg van C.P. BurgerJr. het licht als Die alt-niederlandischen Seerechte, hrsg. von A. Telting (Haag 1907), een bronnenuitgave van duurzame waarde.

Juist daarin, in zijn voortreffelijke bronnenuitgaven, ligt de groote beteekenis van Teltings werk. Hij was een degelijk en grondig verzamelaar en onderzoeker van de bronnen der nederlandsche rechtsgeschiedenis; door de zeer zorgvuldige bewerking zijn zijn publicatiën modellen. Heuristisch en kritisch uitnemend, was hij synthetisch minder sterk; verwerking van bronnen tot een historisch geheel is hem evenals plastische uitbeelding van het historische verleden slechts zelden gelukt.

Zie: C.P. Burger Jr. in Levensb. Lett. 1909, 415 vlg.; A.C. Bondam in Ned. Archievenblad XVI, 229 vlg.

Brugmans

< >