SUYSKENS (Constantinus), geb. 20 Aug. 1714 te 's Hertogenbosch, gest. 28 Juni 1771 te Antwerpen. Op het Jezuïeten-college te Roermond volbracht hij zijn gymnasiale studiën, beoefende te Douai de wijsbegeerte en trad 3 Oct. 1732 in de Societeit van Jezus.
Deze liet hem zijn studiën voltooien te Halle en te Antwerpen, droeg hem gedurende 5 jaar (1734-1739) het leeraarsambt op, en verplaatste hem vervolgens naar Leuven, waar hij zijn godgeleerde studiën bekroonde met een openbaar dispuut.
In 1745 werd hij als Bollandist aangesteld, in welke hoedanigheid hij 26jaaraan de uitgave der Acta Sanctorum medewerkte. Zijn bijdragen
zijn in de elf deelen vervat, die van het 3de deel van Sept. tot het 4de van Oct. loopen.
Als een zijner beste commentaren, waarin vooral zijn helder verstand en zijn critische blik uitkomen, moet die over den H. Nicolaus Tolentinus beschouwd worden. Heel wat wonderbare verhalen uit het leven van St. Remigius en van den H. Franciscus worden door hem uit het rijk der geschiedenis verwezen, o.a. dat van de duif, die de ampul tot zalving van Clovis aanbracht. Om de Acta Sanctorum toegankelijker te maken, stelde hij een uitvoerigen Index er voor samen; door zijn reis met p. Stilting (kol. 1376) in 1752 ondernomen, verrijkte hij de bibliotheek der Bollandisten met een groot aantal geschriften.
Op het einde van zijn leven overvielen hem verschillende pijnlijke ziekten, die hij met de grootste gelatenheid verdroeg.
Een brief: Lettre de Const. Suyskens a Pierre Ruffin, abbé de Vaucelles, is uitgegeven in Le Glay, NouveauxAnalectes ou documents inédits pour servir a l'histoire (Paris 1852).
Vgl.: Acta Sanctorum Oct. IV (Paris. 1867); C. Sommervogel, Bibliothèque dl Comp. de Jésus (Bruxelles 1890-98) VII, 1723.
Derks