NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Sems, johannes

betekenis & definitie

SEMS (Johannes), geb. te Franeker in 1572, overl. vóór 1656. Hij vestigde zich eerst te Leiden, waar hij kennis maakte met Jan Pz. Dou (II kol. 406) en misschien diens leerling was, daarna te Leeuwarden en werd in 1600 door Ged. Staten van Friesland tot landschaps-landmeter benoemd. Sinds 1604 maakten deze vooral van zijne diensten gebruik voor de Bellingwolder en andere schansen, welke zij mede op de grenzen van Groningen en Oost-Friesland moesten onderhouden. In 1615 belastte graaf Willem Lodewijk hem met de regeling van de Zuid-oostelijke grensscheiding tusschen de provinciën Groningen en Drente; de daar vastgestelde linie werd naar hem de ‘Sems-linie’ genoemd. Door den koning van Denemarken werd hij uitgenoodigd tot het maken van plannen van steden en sterkten in dat land, en 6 Jan. 1618 besloten de Staten-Generaal op verzoek der gedeputeerden van Drente om naar Denemarken te schrijven om S. ‘jegenwoordich wesende in dienste van den coninck van Denemarcken’ als getuige in een proces van Drente over landscheidingen te hooren (Res. St.-Gen. in dato). Intusschen woonde hij in 1623 te Groningen en vertrok vandaar metterwoon naar Oost-Friesland, waar hij tot dijkgraaf van het Bonder-Nieuwland was benoemd. Ook heeft hij deelgenomen aan de werken ten behoeve van de aanslibbing van het oostelijk gedeelte van den Dollard, zooals blijkt uit eene kaart van het buitenland van Hoogwaetum tot Bocum, in 1630 door hem vervaardigd. Volgens het onderschrift van zijn portret, in 1623 door J. Matham gegraveerd, heeft hij den naam Hoeflinga aangenomen. Zijn sterftejaar is onbekend; uit eene akte, berustend in het archief van Groningen, blijkt, dat hij vóór 1656 gestorven moet zijn.

Sems heeft van verscheiden steden en vestingen plattegronden gemaakt; o.a. een plattegrond van Leeuwarden, in 1603 door Pieter Bast gegraveerd; een gezicht op deze stad en een gezicht op Franeker. Ook als schrijver heeft hij zich doen kennen. Met Jan Pietersz. Dou (II kol. 406)

schreef hij: Van hetgebruyck dergeometrische instrumenten (Leiden 1600), en Practijck des landmetens (Leiden, 1600), terwijl beide eveneens te zamen te Amsterdam herdrukt zijn in 1612 en 1620 met een geschrift van Sybr. Hansz (Cardinaal) en in het duitsch vertaald door Seb. Curtius (Amst. 1616). Alleen gaf S. nog uit: De arithmetische fundamenten (Emden 1623) gewoonlijk te zamen met de Tabula Pythagorica ofte reeckentafel (Emden, 1623), waarin een door M.F. en door C. van Sichem geëtst portret van S. ‘aetatis suae 51 anno 1623’ en het motto ‘Toute chose par raison et mesure est a priser de nature’. Er bestaan ook nog portretten van hem uit 1600 en een van 1621, zie: van Someren no. 5098-5102.

Zie: Winsemius, Beschrijvinge der Steden van Vrieslandt (Franeker, 1622). M.m.m.m. iij. verso; H.O. Feith, Registervan hetArchiefvan Groningen, III, 393; IV, 122 en 155; Navorscher, XVI (1866) 339; XVII (1867) 11,110;Vorsterman van Oyen, Not sur quelques arpenteurs holl. in Buil. di bibl. et di storia delle sc. mat. e fis. III (1870).

Visscher

< >