SAECKMA (Johannes), zoon van Suffridus Saeckma en daarom ook voorkomend als Johannes Suffridi Saeckma, geb. te Kollum in 1572, oveil. als presideerend raad in den Hove van Friesland 22 Dec. 1636 Hij studeerde in de rechten te Franeker (ingeschreven aldaar in Mei 1588), en maakte na afloop van zijn studietijd een reis door Duitschland. Daar bezocht hij de hoogeschool te Heidelberg (ingeschreven 3 Apr. 1594), verkreeg te Bazel den doctorstitel in de rechten, en deed zich ook te Genève inschrijven in 1595.
In het vaderland teruggekeerd, deed hij in Nov. 1595 den eed als advocaat voor den Hove van Friesland. Als zoodanig was hij slechts kort werkzaam, want reeds het volgend jaar aanvaardde hij den post van secretaris der Admiraliteit te Dokkum. In 1600 werd hij procureur-generaal en in 1603 raadsheer van het Hof van Friesland. Daar zetelde hij tot zijn dood, laatstelijk als presideerend raadsheer.Saeckma was een man van groote kennis en veel invloed. Zeer nauw was hij aan de Franeker hoogeschool verbonden; sedert 1626 behoorde hij tot de curatoren dier instelling. Zeer bekend is zijn vriendschap met den hoogleeraar Marcus Lycklama a Nyeholt (kol. 857), die aan hem zijn prcfessoraat dankte. Eenige malen was hij afgevaardigde van Friesland naarde Staten-Generaal, terwijl hij ook in Friesland in verschillende commissies zitting had. Hier dient genoemd de in 1601 benoemde commissie tot onderzoek van het ontwerp der in 1602 wet geworden Statuten, Ordonnantiën en Costumen van Friesland, een hoogst belangrijke tot in de 18e eeuw geldende provinciale codificatie. Zijn handschriftelijke aanteekeningen daarover en over de jurisprudentie van het friesche Hof kwamen later in het bezit der familie Huber.
Ulrik Huber benutte ze voor de samenstelling van zijn beroemd werk over de Heedensdaegse Rechts-Geleertheyt. In de voorrede
schrijft hij: ‘Hebbe ook eenige exempelen genoomen uit seekere aenteekeningen op de Ordonnantien, die de naem hebben van twee deftige Heeren Johannes Saekma, eertijdts mede Raedt in den Hove, ende Thomas Herbay, Procureur Generael’, en in de noten van het werk vindt men meermalen als bron genoemd ‘Sakema not. Mss.’ Een enkel advies van zijn hand is bewaard (zie b.v. in Consult.,
Adv. enAdvert. bij.... Rechtsg. in Holland III (Rott. 1662) no. 82). Uitzijn huwelijk met Hylck Boner had hij een zoon Theodorus Saeckma, later raadsheer in het Hof van Friesland, en een zoon Suffridus, J.U.D. en grietman.
Zie: Boeles, Friesl. Hoogeschool II, 5; G. Toepke, Matrikel der Univ. Heidelberg II, 172; J. de Wal, Ned. studenten te Heidelberg en te Geneve 92 en 159;J.Sickenga, Het Hof van Friesland ged. de zeventiende eeuw, 167-169; G. de Wal, Oratio de claris Frisiae JCtis, ann. 122 v.v.; Winsemius hield zijn Oratio funebris (Fran. 1637).
van Kuyk