NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Rostollant, claude

betekenis & definitie

ROSTOLLANT (Claude), geb. te Nevache (Hautes-Alpes) 22 Mei 1762, trad als kanonnier in dienst 25 Febr. 1783. Als onderofficier bij de kanonniers van de gesoldeerde nationale garde te Parijs, sloot hij 11 Aug. 1789 zich bij de partij der omwenteling aan; 25 Nov. 1792 was hij kapitein. In 93 streed hij in de Ardennen. Als waarnemend adjudant-generaal onderscheidde hij zich in de gevechten van Philippeville, bij de inname van Thuin, Landrecies, Valenciennes en le Quesnoy. In Juni 1795 tot adjudant-generaal (stafofficier), chef de brigade (kolonel) benoemd, gaf hij in de gevechten aan den Rijn en bij de insluiting van Maintz opnieuw bewijzen van zijne dapperheid en beleid. In Februari 1799 werd hij als stafofficier geplaatst bij het hulpkorps in Holland onder generaal Brune. Ook hier plukte hij nieuwe lauweren tijdens den veldtocht in Noord-Holland bij den aanval op de Zijpe (10 Sept.), maar vooral in den slag bij Bergen (19 Sept.), na afloop van welken hij met drie andere kolonels op het slagveld tot brigade-generaal werd bevorderd, eene onderscheiding, die voor hem alleen het vereerende meebracht, omdat veertien dagen te voren het fransche gouvernement hem reeds dien rang had toegekend, als erkenning van zijne vroegere diensten. Den 1en vendémiaire van het jaar VIII (23 Sept. 1799) droeg Brune hem de betrekking van chef van den generalen staf bij het verbonden Fransch-Bataafsche leger op, ter vervanging van generaal Dardenne, wiens zwakke gezondheid hem niet toeliet, dien post langer te bekleeden. Als zoodanig voerde hij, uit naam van Brune, met den Engelschen generaal Knox, de onderhandelingen, die tot de conventie van Alkmaar leidden (18 Oct. 1799), volgens welke de Engelschen en Russen vóór 1 Dec. d.a.v. het grondgebied van de Bataafsche Republiek zouden moeten ontruimd hebben.

Dezelfde betrekking van chef van den generalen staf vervulde Rostollant bij Augereau, toen deze in 1800, aan het hoofd van een Gallo-Bataafsch troepenkorps, aan den Mein den linker vleugel van het Donau-leger onder Moreau moest steunen. Na verder in verschillende functiën te zijn werkzaam geweest, zoowel in Frankrijk als in Duitschland, en, korten tijd na de troonsbestijging van Napoleon als keizer der Franschen, met het commandeurskruis van het legioen van eer te zijn begiftigd, was hij belast met een territoriaal commando in de zuidelijke Nederlanden (in de 24e militaire divisie), toen in 1809 de landing der Engelschen op Walcheren plaats had, terwijl Napoleon zich te Weenen bevond. Clarke, de fransche minister van oorlog, moest op eigen verantwoordelijkheid handelen, en benoemde eerst koning Lodewijk, daarna maarschalk Bernadotte tot opperbevelhebber van het Fransch-Bataafsche leger, hetwelk dien inval zou te keer gaan. Rostollant, niet onwaarschijnlijk omdat hij reeds vroeger hier te lande in dezelfde betrekking gefungeerd had, werd den Franschen maarschalk als chef van den staf toegevoegd (8 Aug.), doch met Bernadotte, dien Napoleon op dat tijdstip aan het hoofd van dit leger niet bijzonder vertrouwde, waarom hij hem door Bessières verving, werd ook zijn stafchef na een groote maand van zijn functie ontheven, en keerde deze naar de 24e divisie terug. Dat hij bij Napoleon evenwel als een flink bevelhebber bekend stond, bewees zijne benoeming 9 Sept. 1812 tot ‘commandant supérieur des îles de Goerée et Flakkee’, een commando hetwelk de Keizer voor de verdediging van de ingelijfde hollandsche departementen van groot gewicht oordeelde.

In deze betrekking is hij, toen het volgende jaar alhier de omwenteling was uitgebroken, bij de overrompeling van het fort Duquesne (aan den oosthoek van Overflakkee), waar hij zich toevallig bevond, krijgsgevangen gemaakt (4 Dec.1813). Hij werd daarop naar Woerden gevoerd; een onderzoek betreffende afpersingen, waaraan hij zich tijdens zijn beheer zou hebben schuldig gemaakt, liep geheel te zijnen voordeele af, en op het einde van Januari 1814 werd hem toegestaan, zich in de stad vrij te bewegen. Toen Napoleon afstand gedaan had van den troon, doch de fransche bevelhebbers, die enkele vestingen alhier nog bezet hielden, weigerden aan de hun dienaangaande medegedeelde tijding geloof te hechten, werd aan enkele krijgsgevangen fransche officieren verzocht, de waarheid daarvan te gaan bevestigen. Zoo kwam Rostollant 9 April bij generaal Quetard, toenmaals commandant van Naarden, die aan zijn bericht evenwel niet zooveel waarde hechtte, dat hij meende de vesting te mogen overgeven. 23 April werd aan Rostollant, in afwachting van zijne algeheele invrijheidstelling, toegestaan, zich voor familie-aangelegenheden naar Brussel te begeven.

Hij ging nu over in dienst van Lodewijk XVIII en voerde te Gap het militair commando over het departement Hautes-Alpes, toen hij 4 Maart 1815 vernam, dat Napoleon in de golf Juan geland was. Hij maakte zich gereed om weerstand te bieden, doch moest om de dreigende houding der bevolking hiervan afzien, en trok zich met het garnizoen in Embrun terug. Toen de Keizer evenwel te Parijs

de teugels van het bewind weder in handen had genomen, koos ook Rostollant met zoovele anderen zijne zijde. Hem werd alsnu opgedragen, om onder leiding van generaal Tarayre te Rennes in de 13e militaire divisie de nationale garde te organiseeren. Na Waterloo bood hij zijne diensten opnieuw aan LodewijkXVNI aan, doch ingevolge een besluit van 1 Aug. 1815, volgens hetwelk alle officieren, die in hun 30e dienstjaar waren, op pensioen zouden worden gesteld, ging hij 4 September van dit jaar in het burgerlijke leven over.

Hem wordt toegeschreven het werkje over den veldtocht in Noord-Holland in 1799: Mémoires historiques sur la campagne du Général en ChefBrune en Batavie du 5 fructidor an 7 au 9 frimaire an 8, rédigés par un officier de son état-major. (Paris an IX), waarvan eene vertaling in het Nederlandsch bestaat onder den titel: Veldtogt van den Generaal Brune in de Bataafsche Republiek in het jaar 1799, beschreeven door een officier van zijn etat-major (Haarlem 1801).

Zie: Fastes de la légion d'honneur, Biographie de tous les décorés parL ievyns, Verdot et Bégat (Paris 1845) III, 529; Arthur Chuquet, Etudes d'histoire, 4e série, (Paris): Le général Rostollant en 1815; Houssaye, 1815 (Paris 1906)

I, 231; H.van Hogendorp, Brieven en Gedenkschriften ('s Gravenhage 1901) V, 359,361; H.T. Colenbrander, Gedenkstukken III, reg.; Historisch Gedenkboek 1813, reg.; en voorts de verschillende werken over de landing der Engelschen en Russen in Noord-Holland, waarvan eene opgave voorkomt in De Militaire Spectator 1891, 31-38.

Koolemans Beijnen

< >