NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Raadt, petrus de

betekenis & definitie

RAADT (Petrus de), geb. 4 Mrt. 1796 te Antwerpen, hoofd van het instituut van opvoeding en onderwijs ‘Noorthey’ onder Voorschoten, waar hij 18 Apr. 1862 overl. Zijn vader was onderwijzer te Rotterdam; hier ontving hij ook zijn eerste opleiding, doch voltooide deze onder prof.

Niemeyer te Halle a.d. Saale. Drie jaar vertoefde de R. in deze academiestad, waar hij 7 Mrt. 1819 na ijverige studie den doctorstitel verwierf op een diss. Comparatio principiorum educationis apud Romanos et recentiores artis paedagogicae auctores. Na het schrijven van dit proefschrift maakte hij een studiereis door Duitschland, Zwitserland en Frankrijk, om zijn opvoedkundige kennis te toetsen en verder uit te breiden; daarna richtte hij in 1820 zijn bovengenoemd huis van opvoeding en onderwijs op. Dit was hoofdzakelijk bestemd voor jongelieden uit den voornamen stand; prins Willem van Oranje behoorde van 1851-54 tot de leerlingen van 't instituut, onder particuliere leiding nochtans van zijn gouverneur jhr. de Casembroot. Behalve eenige opstellen in verschillende tijdschriften gaf de Raadt uit: Redevoering over de redenen waarom nog vele schoolonderwijzers zoo onbekwaam zijn voor hun beroep, en over het aangename van hetzelve (1814); Brief over de wetten op het lager onderwijs aan den heer J. Corver Hooft bij zijn benoeming tot voorzitter der Tweede Kamer (1829); De wetten op het lager onderwijs in 't Kon. der Nederl. geschiedkundig beschouwd als een eigendom der Noord-Nederlanders, en de geest en strekking dier wetten opvoedkundig verdedigd (1830); Lager onderwijs in Engeland en in ons vaderland (1840); Een drietalbedenkingen van Mr. Groen van Prinstererbeantwoord (1840); Noortheyin 1849 (1849) en De koninklijke besluiten van 23 Mei 1845 en 1 Juli 1850 voor de toelating van studenten tot de hoogescholen.

Zie: Levensb. Letterk. 1863,311 met bibliografie; J.H. Kramers, Herinneringen aan P. de R. (Rott. 1863).

Zuidema

< >