NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Paling, jan hendrik

betekenis & definitie

PALING (Jan Hendrik), geb. te Woerden 14 Dec. 1796, overl. te Rotterdam 23 Febr. 1879, werd in 1816 organist van de walsche Gemeente en carillonneur te Schiedam, vestigde zich in 1818 als muziekonderwijzer te Rotterdam, werd aldaar in 1824 organist van de remonstrantsche Gemeente, wat hij 55 jaar tot zijn overlijden bleef, en in 1844 leeraar aan de Muziekschool der Mij. tot bevordering der Toonkunst te

Rotterdam. In 1826 opende hij een handel in piano's, die hij zeer waarschijnlijk uitbreidde tot eigen fabrikaat. Voor een inzending, die hij in 1861 deed op de nijverheidstentoonsteNing te Haarlem (Cat nr. 411), werd hem een tweede medaille toegekend (Verslag derjury61). Van zijn werken kunnen documenteel of authentiek geciteerd worden Valse (Collection choisie de danses favorites Rotterd. nr. 20); J. Schouten, Gedichten en gezangen met twee uitslaande muzijkplaten, gecomponeerd voor den

zang met accompagnement voor de piano door J.H. Paling (Rott. 1819); Aan de hoop. Woorden van I. Immerzeel Jr.; (Muzenalmanak 1822); Klagt van Agnes, Woorden van I. Immerzeel Jr. (Muzenalmanak 1824); Van Speyk, Chanson patriotique. Paroles deMr. Charles Durand (Rott. z.j.).

Als naamlooze vennootschap ‘Pianohandel (pianostemming) voorheen J.H. Paling’ wordt zijn bedrijf nog steeds te Rotterdam voortgezet.

Zie: Gregoir, Biographie des artistes-musiciens néerlandais 141; Het Orgel 1895, 98; Letzer, Muzikaal Nederland 134.

Enschedé

< >