NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Oomen, willem

betekenis & definitie

OOMEN (Willem), geb. te Teteringen Dec. 1783, overl. te Breda 3 Aug. 1852; werd priester gewijd 16 Mei 1809, ben. tot kap. te Halsteren 7 Juni 1809, te Etten 26 Maart 1810, assistent te Roosendaal 19 Dec. 1812, kap. aldaar 10 Sept. 1813, pastoor te Breda (Brugstraat) 21 Jan. 1818. Hij was schoolopziener in het 6e distr. van N.-Brab., en curator der lat. scholen in Breda.

Bij zijn dood verscheen Dahliaas, gestrooid op het grafvan den weleerw. rjkbegaafden heer W. Oomen, een gedicht met aanteekeningen van F.J. Hoppenbrouwers (Breda 1852).

G.C.A. Juten

< >