NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Nullens, dominicus]

betekenis & definitie

NULLENS (Dominicus), dominicaan, geb. te Maeseyck, overl. 25 Mei 1633, trad te Maastricht in het klooster. Aan de universiteit te Leuven behaalde hij het baccalaureaat, terwijl zijne orde hem het magisteriaat toekende.

Eerst werd hij regent der studiën aan de kloosterschool zijner orde te Douai. In 1616 kozen zijne ordebroeders hem tot prior te Maastricht, waar zijn bestuur het klooster tot groot voordeel strekte. Daar zijne ouders welgestelde lieden waren, was hij in staat de kloostergoederen terug te koopen, die sinds 40 jaren door particulieren onrechtmatig in beslag waren genomen. Vervolgens besteedde hij het fortuin zijner familie tot herstelling en verfraaiing van de kerk en het klooster. In 1620 trok hij zich terug te Auderghem, waar hij het dominicanessenklooster bestuurde tot zijn dood. Hij liet in handschrift zes folianten na, bevattende theologische en exegetische tractaten

Zie: V. Huntjens, Chronicon Conv. Mosaetrajert. bew. d. G.A. Meijer in Publ. Limbourg XLVI (1910) 68.

G.A. Meijer

< >