NASSAU (Maurits van), heer van de Leck enBeverweerd, geb. 1631, gest. April 1683, oudste zoon van Lodewijk van Nassau, heer van Beverweerd, en Elisabeth van Hornes (kol. 1365).
Hij diende in 1670 als staatsch kolonel, later onder Willem III, werd bij Seneffe als brigadier-generaal der ruiterij gewond, 1674 in de ridderschap van Holland beschreven en met zijn broeders 24 April 1679 in den rijksgravenstand verheven door keizer Leopold I. Hij was een bescheiden en hooggeacht man, voortreffelijk ruiter en trouw dienaar van Willem III, aan wiens hof hij een voorbeeld van belangeloosheid en huiselijkheid gaf. Hij was gehuwd met de katholieke Anna Isabella van Beyeren Schagen, dochter van Diederik,heervan Schagen,graafvanWarfusé,enMarie de Thiennes en stierf als gouverneur van Sluis en luitenant-generaal der ruiterij.
Vgl.: Sylvius, Vervolgop Aitzema X, 55, en diens Leven van Willem III, 259; Bosscha,
Heldendaden, 8, Bijl.; W.J. d'Ablaing van Giessenburg in Ned. HerautVII (1892) 167; Krämer, Mémoires de Mons. de B. in Bijdr. en Meded. Hist Gen. XIX (1898) 93; van Epen, De ridderschap van Holland (ms.).
Blok