NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Metius, adriaan

betekenis & definitie

METIUS (Adriaan), geb. te Alkmaar 9 Dec. 1571, gest. te Franeker 1635 o.s., tweede zoon van Adriaan Anthonisz. (kol. 156) en Suida Dircksd., wordt in eene ordonnantie

derSt.Gen.van30Mei1598ookgenoemdAdriaen Adriaensz. Schelven. Na zijne opleiding aan de latijnsche school te Alkmaar onder Potter en Alutarius, werd

hij 24 Juni 1589 o.s. te Franeker ingeschreven in de philosophie, ter voorbereiding van de studie der rechten, alsAdrianus Adriani, achter welken naam later is geschreven Metii, en 12 Mei 1594 te Leiden als Adrianus Adriani Metius in de letteren, hoewel daar ook de lessen van Snellius, van Ceulen en Pauw bijwonende. Evenals zijn stadgenoot W. Jz. Blaeu begaf M. zich weldra voor de beoefening der astronomie naar Tycho Brahe en diens observatorium op Huen, verbleef daarna te Rostock en in 1595 te Jena, waar hij vriendschap sloot met den hoogleeraar George Linnaeus, openbaar en privaat onderricht gaf en zijn eerste werk samenstelde. In de Nederlanden teruggekeerd, stond hij zijn vader bij in het aanleggen van strategische werken en gaf in 1598 zijn eerste geschrift in druk. In kennis gekomen met prins Maurits en Willem Lodewijkwerd hij als opvolger van Joh.

Roggius 30 Mei 1598 o.s. te Franeker benoemd als prof. extraord., 22 April 1600 als prof. ord. en werd hem vergund alle deelen der wiskunde, zeevaartkunde, landmeeten vestingbouwkunde en de astronomie, ook in de landstaal te onderwijzen. Men stond hem ook een som toe voor de vervaardiging van astronomische instrumenten; hoewel hij waarnemingen omtrent zonnevlekken deed en de kijkers van zijn broeder Jacob op meetinstrumenten wenschte toe te passen, blijkt niet met zekerheid, dat hij zelf zulk een instrument vóór 1619 bezat. Gedurende het twaalfjarig bestand trachtten George Hopperus en anderen tevergeefs M. aan de leuvensche hoogeschool te verbinden; vooral Noren, waaronder prins Ulrich van Denemarken, bezochten zijne lessen; in 1629 ook Descartes. M. hield zich mede op de hoogte der geneeskunde, zoodat de senaat hem 8 Nov. 1625 de laurea doctoralis daarin schonk; hoewel geen astroloog, besteedde hij een goede som voor het zoeken naar den steen der wijzen. Bijna vijf-en-dertig jaren, in welke hij in 1603 en 1632 het rectoraat bekleedde, gaf hij onderricht, hebbende ‘getracht, dat ick niet alleen d'Studenten tot de genoechlijke speculatie des Hemelloops hebbe aengevoert... maer (de Mathematische konsten) inzonderheyt verreijcken ende verstercken met inventien d'sterckte-bouwinge ende Navigatie concerneerende’. M. is gehuwd geweest met Jetske AndreaeenCecilia Vertest, doch stierf kinderloos, in het professoraat opgevolgd door B.

Fullenius. Zijn zinspreuk was: Simpliciter et sine strepitu. Zijn grafschrift vindt men bij Timareten, Coll. monument (Amst. 1684) 440. Door zijne geschriften, waarvan vele gedrukt zijn bij of op kosten van W. Jz. Blaeu, verwierf M. zich groote vermaardheid en meermalen vereeringen der regeering.

Zijne theorie der zon is ontleend aan Tycho; hoewel de leer van Copernicus verwerpende, worden door M. daaruit en uit de prutenische tafels van Reinhold (1551) o.a. in zijne beide eerste werken vraagstukken en stellingen gevormd. De bibliografie is geleverd door W.B.S. Boeles, Frieslands Hoogeschool (Leeuw. 1879) II, 73-75enBierens de Haan, Bibl. holl. (Rome 1883) in voce; in beide komen echter onvolmaaktheden voor.

Een beknopte opgave moge hier nog volgen: Doctrinae sphericae libri V(Fran. 1598); Institutionum libri III (Fran. 1606, 7, 8); Arithmeticae et geometricae practica (Fran. 1611), uitvoeriger als Arithmetica et geometrica nova (Fran. 1625) of ook als Arithmeticae libri II et Geometriae VI (Lugd. Bat. 1626; titels van het 2e en 3e deel Fran. 1625), vertaald door P. Baert als Maetconstigh lineaal alsmede de Stercktenbouwinghe (Fran. 1626), herzien door B. Fullenius als

Arithmeticae libri II et Geometriae libri VI (Lugd. Bat. 1640); Fundamentale ende grondelycke onderwysinghe van de Sterrekonst (Fran. 1614, Amst. 1621), vertaald door B. Schotanus als Degenuino usu utriusqueglobi(Fran. 1624, Amst. 1626), omgewerkt als Astronomische ende geographische onderwysinghe (Amst. 1632), waarvan de Mensura geographica (Fran. z.j.) misschien een tweede deel is; Nieuwe geographische onderwysinghe (Fran. 1614, Amst. 1621); Praxis nova geometrica met brief aan L. Reael (Fran. 1623); EeuwigheHandtcalendier (Amst. 1627, Rott. 1628); Fundamentale onderwysinge aengaende de fabrica ende het veelvoudig gebruyck van hetastrolabium (Fran. 1627); Primum mobile (Amst. 1631), herdrukt en ‘instrumentis mathematicis aucta a G. Blaeu’ in de Opera omnia astronomica (Amst. 1632-33); Manuaie Arithmeticae et Geometriae practicae (nederl. tekst Fran. 1633, verbeterd Amst. 1634, Fran. 1646). Boeles geeft voorts nog op een kaart van Friesland ‘ex mathematicis observationibus D.

Adr. Metii et Gerardi Freitag deducta’ en een ‘Globus sive Sphaera coelestis summo studio summaque industria Adr. Metii ad abacos Tych. Brahe consignata ed. Io. lanssonio 1648’.

Zijn geschilderd portret is in het stadhuis te Franeker; ook bestaat er een anonieme gravure van 1608 van zijn beeltenis.

Zie voorts, behalve de bij Boeles t.a.p. geciteerde bronnen, aldaar 80, 106, 122;Petri Gruteri Epp. centuria (Francof. 1615) 114 een brief van dezen aan

M. van Juni 1608 alsook Joh. Cabelavii Epist. cent. sec. (Hag. Com. 1631) aanhangsel; Kepleri Opera omnia ed. Frisch I (Francof. et Erlangen 1858) 194; van Rappard, Overzicht eener verzameling alba amicorum in Werken Letterk.
N. R. VII, 2est., 78, 97; Bierens de Haan, BouwstoffenXI (Amst. 1876) 2 e.v., 16 e.v.; nalezingen(1888) 12,13; XXII (1883) 6; Lettres dePeiresc I (Paris 1888) 79, 338; II (ib. 1890) 566, 67; Rivista di fisica, matematica e scienze naturali (T. Maffi) IV 23,24 (Pavia 1901);Burger, Amst boekdrukkers III (Amst. 1908) 172, 213.

de Waard

< >