MEESTER (Andries de), Andreas Meesterus of Demetrius, was Antwerpenaar van afkomst, overl. 1611. Het bericht, dat hij in 1568 reeds in zijn vaderstad predikant was, is zeker wel onjuist.
Want in het begin van het volgende jaar - 6 Mrt. 1569 - treedt hij te Frankenthal in het huwelijk, met Maiken Becx of Maria Becius (gest. 1582 te Antwerpen), zoodat hij een zwager werd van den bekenden predikant van Dordrecht, Johannes Becius (I kol. 267). Tusschen Martini 1570 en Martini 1571 betaalde hij in de genoemde paltzische stad burgergeld en van Martini 1575 tot Martini 1576 was hij er burgemeester. Niet lang daarna, 1 Apr. 1578, wenschte de nederduitsche vluchtelingenkerk te Frankfort a/d. Main hem te beroepen als predikant. Maar, omdat ze den 23en dier maand bericht kreeg, dat hij was ‘nedergetrocken’, waarmee wel bedoeld zal zijn ‘naar de Nederlanden gegaan’, heeft ze toen aan dat voornemen geen gevolg gegeven. Van langen duur is evenwel de Meesters terugkeer naar het vaderland bij die gelegenheid wel niet geweest. 23 Nov. 1580 is hij weer te Frankenthal terug, want op dien datum is hij getuige bij een doop in de waalsche kerk daar.
Juist omstreeks dien tijd werd hij te Brussel beroepen. Aanvankelijk nam hij zich voor na Paschen 1581 dat beroep op te volgen. Maar van uitvoering van dat plan is niet gekomen, naar het schijnt. Mrt. 1582 is hij echter opnieuw in Antwerpen; en sedert was hij er verscheidene jaren predikant. Eerst na de inneming dier stad door Parma, 13 Aug. 1585, verliet hij haar. Ditmaal - nadat hij een beroep naar de Kerk van Dordrecht had afgeslagen - voor Frankfort. 5 Dec. nam hij, met zijn vrouw, daar in de nederduitsche vluchtelingenkerk deel aan de avondmaalsviering. Drie dagen van te voren reeds bevestigd als ouderling - predikant is hij te Frankfort wel nooit geweest, als vaceerend die- naar des Woords wordt hij door de nationale Synode van den Haag in 1586 aan de Kerk van Dantzig aanbevolen - heeft hij in die hoedanigheid toen een achttal jaren zijn krachten aan die gemeente gewijd. In 1593 werd hij beroepen te Dordrecht. Nov. van dat jaar overgekomen voor het doen van de vereischte proefpreeken, waartoe hij zich metterwoon vestigde in het Steegoversloot - kweet hij zich van die taak op zulk een wijze dat hij in Febr. 1594 werd bevestigd. Reeds in 1607 dwong hem zijn zwakke gezondheid om ontslag te vragen, hetgeen hij twee jaar later ook heeft verkregen. Hij was een man, die bijzondere achting genoot van zijn omgeving.
Hij schreef: DerGriecken opganckende onderganck (Dordr. 1599), een werk waarvan een door hemzelf geschonken exemplaar nog aanwezig is in de leidsche bibliotheek. Opgedragen aan de Staten-Generaal, ‘mitsgaders alle trouwe voorstanders ende kloecke Helden van de Vereenichde Nederlandtsche Provinciën’, bedoelde het door de beschrijving van ‘der Griecken kloecke daden tot dierghelijcke kloeckmoedicheyt’; uit die van ‘hare gebrecken, tot vermijdinghe van desselve’ op te wekken. Het werd gretig gelezen en zelfs vertaald, zoowel in 't latijn als - onder den titel: Les actes mémorables des Grecs... Recueillis de divers autheurs, en bas Alleman ...et nouvellement traduits en François par J ehan Polyander (Dordr. 1602) - in 't Fransch. Ook gaf hij nog in 't licht: Nederduitsche overzetting der Oirlogen van Italiën, bescreven door François Guicciardin,... met... aenteeckeningen van Mons. de la Noue (Dordr. 1599), opgedragen aan de Staten van Holland en Zeeland en aan de regeering van Dordrecht.
Daar de 2 Juni 1586 als litt. stud. te Leiden ingeschreven Jacobus Demetrius Antwerpianus wel geen zoon van Andreas zal wezen, kennen we van dezen maar drie kinderen, alle drie te Frankenthal geboren, n.l.: Andries, Jeremias en Daniel, respectievelijk gedoopt 12 Juli 1570, 19 Apr. 1579 en 4 Dec. 1580. Laatstgenoemde, gest. 28 Aug. 1627, nalatend drie zonen - van welke een, Andreas, in 1647 proponent werd, - en vijf dochters, uitzijn huwelijk (1606) met Sara, een dochter van Johan Rademacker en Johanna Racket, stond van 1602-1609 te Groote en Kleine Lindt, van 1609-1627 te Dordrecht. Zijn opleiding ontving hij eerst te Frankfort daarna te Dordrecht onder Franciscus Nansius en Adrianus Marcellus - en ten slotte te Leiden, waar hij 10 Oct. 1598 werd ingeschreven.
Zie: Biographie Nationale de BelgiqueV, 511; H.Q. Janssen, De Kerkhervorming in Vlaanderen (Arnhem 1868) I, 69; II 316; G.D.J. Schotel, Kerkelijküordrecht I (Utr. 1841) 239 v.v., 287, 288; Monatschrift des FrankenthalerAltertumsvereinsXII
(1904) no. 5; XIII (1905) passim; XIV (1906) no. 9; Archiv der Stadt Frankenthal Ms. FrankenthalerRathsprotocollen sub 20 Mrt. 1576, 17 Jan. 1577, 2 Mrt. 1582, 2 Mrt.
1582; Archiv der deutsch-reformierten Kirche Frankfurt am Main no. 215 A u.B. Ms. Presbyterialprotocolle sub. 1 Apr., 23 Apr. 1578, 2 Dec., 5 Dec. 1585, 5 Mei 1587; Werken der Marnixvereeniging S. II, D. III, 614; A. vonden Velden, Das Kirchenbuch der französischen reformierten Gemeinden zu Heidelberg und Frankenthal (Weimar 1908); Reitsma en van Veen, Acta II, 434, waar in 't register verkeerdelijk sprake is van Andries de Meester ‘predikant in 't graafschap Berg’, en III, 464, waar in 't register ten onrechte gesproken wordt van Daniel de Meester, predikant
te Ridderkerk; J.H. Hessels, Eccl. Lond. Bat. Arch. (Cantabr. 1897) III no. 671, 681.
van Schelven