NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Lampsins, comelis (1)

betekenis & definitie

LAMPSINS (Cornelis) (1), ook Lampsens ofLamsen, geb. te Oostende 1540, overl. te Vlissingen 24 Nov. 1624, schepen te Oostende in 1560, burgemeester aldaar 1577, raad te Vlissingen in 1597. Omstreeks 1584 schijnt hij met honderden Vlamingen, wegens het verval van den handel in de Zuidelijke Nederlanden, gepaard met godsdienstonverdraagzaamheid, zich te Vlissingen gevestigd te hebben.

Hij was te Oostende gehuwd in 1578 met Maria Meunicx (1538-1610), de dochter van een schepen en burgem. van die stad.Hun zoon Jan, koopman en bewindhebber der Noordsche Compagnie, te Oostende geb., overl. te Vlissingen 2 Febr. 1619, huwde 2 Juni 1594 aldaar met Janneke Velters (geb. te Oostende, begr. te Vlissingen 26 Mei 1648) en hun zoon Lieven met de dochter van den schatrijken koopman Jan Lambrechtsen Coolen. Meer naam maakten zijne broeders Adriaan en Cornelis (2), die het kantoor tot een der aanzienlijkste der wereld maakten en zooveel rijkdommen verwierven, dat deze en hun geluk spreekwoordelijk werden.

Vele onzer voornaamste zeehelden zijn op hunne voor den oorlog bestemde, altijd voortreffelijk uitgeruste schepen gevormd en de Ruyter begon in 1617 op hunne werf als touwslagersjongen voor 6 stuivers in de week, het nog te Middelburg aanwezige wiel te draaien. Twee van hunne schepen ‘Samson’ kapitein Jan Gideons en ‘Vlissingen’, kapitein Abraham Crynssen, dreven in 1632 de gevreesde duinkerker kapers zoozeer in het nauw, dat de assurantiën uit Zeeland naar de bocht van Frankrijk van 8 a 10% tot 3% daalden.

Adriaan L. de oudste, werd bewindhebber der Oost-Indische Compagnie en vestigde zich te Middelburg, waar hij 6 Jan. 1629 huwde met Jozin a de Haze. In deze stad woonde hij tot zijn overlijden in het laatst van 1665 in de Korte Delft, in het huis genaamd Bourgogne. Cornelis L. (2), zijn broeder, geb. te Vlissingen 17 Sept. 1600, overl. ald. 2 Sept. 1664, huwde 15 Febr. 1628 met Tanneke Geleinse Boens, gezegd Schot, geb. Vlissingen, overl. ald. 31 Oct. 1661, dochter van Geleyn Boens (Bouwenszn.)enMayken Adriaensdr. Cau. Behalve door een omvangrijk kantoor, voor welker rekening o.a.

Michiel Adriaenszn. de Ruyter voer, werd zijn tijd door vele staatsambten ingenomen. In 1631 was hij raad en in 1652 burgemeester van Vlissingen en als zoodanig afgevaardigde naar de Generale Staten. In zijn geboorteplaats stichtte en bewoonde hij het aanzienlijke huis op den Nieuwen Dijk, waar thans de kantoren van het nederl. loodswezen gevestigd zijn en dat op den fraaien gevel het jaartal 1641 draagt. In hetjaar 1633, toen hij bewindhebber der W.-I. Comp. was geworden, liet hij het buiten Lammerenburg, waarvan een geschilderde afbeelding te Middelburg wordt bewaard, niet ver van Vlissingen opnieuw aanleggen.

In West-Indië koloniseerden de ondernemende broeders heteil. St. Martin, hetwelk door de Ruyter met bewoners van St. Eustatius tot stand werd gebracht, alsmede het eil. Tabago, doorhem Nieuw-Walcheren geheeten, waarvoor hij door bemiddeling van den ambassadeur Justus de Huybert25 Mei 1663 door LodewijkXIV tot baron van Tabago, alsmede tot ridder in de Orde van St. Michiel werd verheven, wat aanleiding gaf tot het curieuze wapen door de familie L. tot het jaar van haar uitsterven (1848) gevoerd en waarvan de diploma's enz. nog door afstammelingen bewaard worden.

Hij had uitgestrekte bezittingen in Staats-Vlaanderen, waar hij in 1650 en volg. jaren zich door inpolderingen (Schoondijke enz.) heeft verdienstelijk gemaakt. Hij liet twee zonen, Jan en Gelein, na.

Zijn portret, alsmede dat van zijne echtgenoote is in het bezit van afstammelingen.

Zie: Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen i.v.; Ned. adelsboek 1906; C h. de Rochefort, Histoire naturelle etmorale des Isles Antilles (Rott. 1658 en 1665); id., ned. vertaling door H. Dullaart (ald. 1662); id., Le tableau de l'isle de Tabago ou de la Nouvelle Oualcre (Leyde 1665, Paris 1666); genealogie in Nederl. LeeuwVI (1888) 39.

Voor de portretten zie: Moes, Iconographia Batava no. 4330-4335.

Mulert

< >