LA FARGUE (J.T.), dichter en publicist uit het midden der achttiende eeuw, van wiens lotgevallen niets bekend schijnt te zijn. Tusschen de jaren 1737 en 1757 nam hij ijverig deel aan de politiek van den dag en heeft daarvan in tal van geschriften blijk gegeven. De meeste zijner geschriften zijn lijvige verhandelingen, maar niet vrij van polemiek. De geschriften zijner bestrijders deelen over zijn persoon niet veel mede; hij wordt gekenschetst als een broodschrijver en tijdens den ‘de Witten-oorlog’ vernemen wij de beschuldiging, dat hij den huik naar den wind hing, omdat hij, die zich vroeger als Orangist had doen kennen, thans uit een ander vaatje tapte en dat wijl het hof hem voor zijne vroegere houding niet beloond had. De geschiedschrijver Wagenaar, met wien hij gepolemiseerd heeft, laat zich (Vierde... brief van den koopman te R.) aldus over hem uit: ‘Hy leere eerst zelf verstaen, wat hy dryft en wat beters dan schelden; anders heeft hy op zyn meest te wagten, dat ik hem een van onze Kraenkinders toestuure, die een stem als een boevenklok heeft, en schelden kan als een appelwyf, en die tegen hem schreeuwen zal, dat het dreunt. De beuling is my geen prik van een speld waerdig, al kon ik 'er hem al zijn wind door doen ontvliegen. Zulke schryvers zouden my nimmer doen antwoorden’. Rijk is hij door zijn geschrijf niet geworden, want in 1757 wordt van zijn armoede gewaagd. In de veertiger jaren deed hij zich kennen als zeer engelschgezind ijveraar, die herhaaldelijk de franschgezinden te lijf ging. De meeste zijner tusschen 1742 en 1746 uitgegeven geschriften vindt men afgedrukt in zijn Staatsspiegel voorden Nederlanderen, waarvan de eerste druk van 1743 drie stukken bevat en de tweede van 1746 vijf.
Behalve dien Staatsspiegel schreef hij (vele zijner pennevruchten gaf hij anoniem in het licht): Berigt van de snoode onderneming en vrouwenroof, gepleegd door den bisschop van Roermonde aan KA. van Hartzheim, huisvrouwe van J.F. d'Eyschen ('s Grav. 1737), in 8o.; Geslacht-schetse.. van den Huyse... van Nassou ('s Grav. 1740), in 8o.; Beknopte verhandeling overden oorsprong ende historie van den Huize Oostenrijk... UithetHoogd. vertaald('s Grav. 1741) in 8o. (PamfletKnuttel nr. 17156), ontleend aan een werk van C.L. Bilderbeck; Den Kreekel in 't vizierof den opdragtmaekerbeschaemd ('s Grav. 1741), in 8o. (Pamfl. Kn., nr. 17191); De grootmoedigheid der Venetiaenen ('s Grav. 1742), in 8o. gedicht (Pamfl. Kn. nr. 17237); Gezang aen de Fransse Natie ('s Grav. 1742), in 8o. (Pamfl. Kn. nr. 17238); Het waere interest van 't misleide Nederland ('s Grav. 1742), in 8o. (Pamfl. Kn. nr. 17255). Dit warme pleidooi voor een samengaan met Engeland is opgenomen in den Staatsspiegel. De dichter W. van Haren - aan wien La Fargue zijn Staatsspiegel opdroeg - gaf in 1742 zijn gedicht Leonidas, waarin hij warm ijverde voor krachtige hulp aan Maria Theresia. Het regende welhaast gedichten en vlugschriften over deze kwestie. La Fargue mengde er zich in met zijn Antwoord aan Leonidas. Uit het Fransch vertaeld. Als mede Wederlegging van het bovengemelde Antwoord (Delft 1742), in 8o. (Kn. nr. 17318) en met (volgens v.d. Aa) Kallistratus ontmaskerd, en voorde voeten van Leonidas ('s Grav. 1742), in 8o. Verder: Eerzang aen... Joan de Mauregnault, ofdeszelfs plegtige inleidinge als president van den Ed. Hove van Holland ('s Grav. 1742), in 8o. (Kn. nr. 17349); Van hier, Godtloozen! die uwZiclen, bezoedeld om hetheilloosgoud (Gedicht tegen den gelddorst) (Delft 1742), in plano. (Kn. nr. 17353); Verhandeling aangaande den oorsprong en gesteltenis van den koophandel en scheepvaard van Grootbrittannien en van Vrankrijk('s Grav. 1743), in 8o. (Kn. nr. 17406), herdrukt als tweede stuk van den Staats-spiegel; Beschryvinge van het recht en de gesteltenisse der Barrière ('s Grav. 1746), in 8o. (Kn. nr. 17533), herdrukt als vijfde stuk van den Staats-spiegel; Onderzoek van de aanmerkingen op het advis derAdmiraliteit van Zeeland; benevens een'klaare en trouwe expositie van 'tadvis derHollandseAdmiraliteiten: ten redres des koophandels ('s Grav. 1753), in 4o. (Kn. nr. 18400); Memorie consideratien en protestatie terzaake van 't vrugtelooz reclameeren eener erffenisse uit Suriname ('s Grav. 1754), in 8o. (Kn. nr. 18457).
De luitenant-admiraal C. Schryver had veel ergernis gegeven door in de Boekzaal van Juli 1755 den nederlandschen scheepsbouw achter te stellen bij dien van Frankrijk en Engeland. La Fargue schreef toen Aanmerkingen over t plan van... C. Schryver tot redres in de vervallen zeediensl en zeemagt der republique ('s Grav. 1755), in 8o. (Kn. 18481) en Eerste en Tweede Vervolg van de aanmerkingen ('s Grav. 1756), in 8o. (Kn. nr. 18538, 18539).
In 1756 is hier te lande druk gepolemiseerd over de vraag, of de Republiek tot hulp aan Engeland verplicht was. De engelsche gezant had aangedrongen op levering der overeengekomen 6000 man hulptroepen. In een naamloos uitgegeven Briefvan een Koopman te R. heeft J. Wagenaar toen het tot die hulp verplicht zijn bestreden. Zijn brief - door drie anderen gevolgd - lokte heel wat geschrijf uit, waaraan La Fargue deel nam met de volgende stukken: Volkoome refutatie van den Briefvan een koopman teR.... Ofde Republiq gehouden is tot secours van Grootbrittanje ('s Grav. 1756), in 8o. (Kn. nr. 18514); Consideratien over den tweeden en derden briefvan een koopman teR.... Waarin deszelfs valsche stellingen nader ontdekt... worden ('s Grav. 1756), in 8o. (Kn. nr. 18518); 'TLaatste Olisel van den koopman te R.... ('s Grav. 1756), in 8o. (Kn. nr. 18522); Afscheid aan de nagtgedrochten met de ontleding van 'tzeer aanmerkeiijkAntwoord op zekeren (verdichten) brief van zijne Excellentie... ('s Grav. 1756), in 8o. (Kn. nr. 18525); Den Brusselsen verleider onderzogt en overtuigd... belangende 'tgedrach derEngelssen in den voorgaanden en tegenwoordigen oorlog ('s Grav. 1756), in 8o. (Kn. nr. 18529).
Door de verschijning van het naamloos uitgegeven pamflet van P. le Clercq, Hetkarakter van den raadpensionaris Jan de Wtt ontbrandde de zoogenaamde de Witten-oorlog, d.w.z. dit pamflet gaf aanleiding tot de publicatie van een breeden stroom vlugschriften over de gebroeders de Witt. Ook La Fargue mengde zich in den strijd en gaf Het waare karakter van den raadpensionaris De Witt en der Loevesteinse Factie ('s Grav. 1757), in 8o. (Kn. nr. 18597, 18598). Twee drukken met een vervolg, nl. Twede briefaan Mevrouw, waarin het waare karakter van De Witt... naderopgehelderd word(s Grav. 1757), in 8o. (Kn. nr. 18607) en De triumf van den raadpensionaris De Witt en der Hollanderen ('s Grav. 1757), in 8o. (Kn. nr. 18626). Het laatste mij van hem bekende geschrift is een gedicht De Verleider Epicrisisge-ëpicriseerd, ofde wolfzijn schaapevagtontrukt, terstaavinge
der Hollandse vryheid, tegens den euvelmoed der vreemde ruiters ('s Grav. 1758), in 8o. (Kn. nr. 18677). Volgens v.d. Aa gaf hij nog Themistocles, Beminnaerzijn's vaderlands. Treurspel uithetEngelsch vert. (Leiden 1770), in 8o. In een door La Fargue zelven opgestelde lijst van zijne geschriften (Navorscher, LIX, 466) komen nog enkele hier niet genoemde geschriften voor. Die lijst is echter zeer onnauwkeurig.
Knuttel