JUYNBOL (Claes), (1), geb. waarschijnlijk te Delft omstreeks 1566, overl. te Rotterdam in Aug. 1629, zoon van Marinus J., werd in 1604 aangesteld tot kapitein op 's lands vloot. Gedurende het Bestand diende hij de admiraliteit van Zeeland of van de Maas als convooier der koopvaardijschepen of om de wacht te houden op de zeeuwsche stroomen en op de vlaamsche kust. In 1619 ontmoeten wij hem op het schip ‘De Tijger’ uit Marokko komende. Later had hij het bevel over het schip ‘Neptunus’ en toonde hij zich vooral in dien tijd een bekwaam en dapper zeeoverste. Toen in 1626 verschillende turksche schepen hollandsche havens hadden aangedaan om zich te proviandeeren, werd aan kapitein Juynbol opgedragen de onwelkome gasten tot voorbij Landsend te begeleiden. Voorzichtigheidshalve bleven zoolang eenige officieren dezer beruchte zeeroovers tegen wil en dank gasten aan boord van hun hollandschen gids. Aan de Duinkerkers hielp hij meer dan één schip ontnemen en in 1628 behoorde de Neptunus tot de vloot van Piet Heyn, toen deze de spaansche zilvervloot bemachtigde. Volgens overlevering zou aan hem toen door den spaanschen vlootvoogd een zilveren beker vereerd zijn. Hij was gehuwd met Maertge Ariens,die hem zeven kinderen schonk, van welke drie zoons hierna volgen. Misschien is ook zekere Anthoni Claessen Juynbol,die6 April 1632 te Rotterdam in ondertrouw werd opgenomen, een zoon van den hiervoor genoemden doch verder is van dezen persoon niets bekend.
Zie: De Jonge, Ned. Zeew. I, 347/8 (waar de vader en zijn gelijknamige zoon hierna volgende, tot één persoon gemaakt zijn); L.v.d. Bos, Leeven en daaden der dood. zeehelden 509; Bronnen tot de gesch. van den Levant-handel (R.G.P.) X 980. Moquette