NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Jong, pieter de

betekenis & definitie

JONG (Pieter de), geb. te Nieuwveen 3 Mrt. 1832, overleden te Utrecht25 Jan. 1890. Hij studeerde te Leiden theologie en oostersche, vooral semietische letteren en promoveerde in 1857 tot doctor theologiae, na verdediging van een dissertatie: de Psalmis Maccabaicis (Leiden 1857).

Reeds in 1855 had de hoogleeraar T.W.J. Juynbollhem aangesteld als zijn adjutor aan het legaat-Warner. Twee jaar na zijn promotie werd hij bovendien benoemd tot lector in het perzisch en turksch aan de leidsche universiteit. Na Juynboll's dood in 1861 werd hij waarnemend interpres en in 1866 interpres van hetzelfde legaat. Toen in 1868 de plaats van Millies te Utrecht vacant werd, koos men de Jong tot zijn opvolger; hij doceerde aanvankelijk de oud-testamentische vakken, het hebreeuwsch en de hebreeuwsche oudheden; na de nieuwe wet op het hooger onderwijs alleen de laatste beide. In 1869 was de Jong gehuwd met mej. C. le Poole; uit dit huwelijk werd een dochter geboren.

Bibliographie: Tekstuitgaven: Dhahabi, Moschtabih (Leiden 1863 en 1881); Iln al-Qaisarani, Ansab al-muttafiqa (ib. 1865); Thaalibi, Lata ifo 'l-ma'ar/'f (ib. 1867); Fragmenta Hist. Arab. I. Verder 2 catalogi van Hss.: Catalogus codd. orient, bibl. acad. Lugd.-Bat. III, IV (tezamen met M.J. de Goeje) en Catalogus codd. orient bibl. acad. regiae scientiarum (Leiden 1862). Op

het gebied van het hebreeuwsch: De Prediker vertaald en verklaard (Leiden 1861); over de met ab, ach enz. samengestelde hebreeuwsche eigennamen in Versl. en Med. Akad. Wet. Lett. 2e reeks, X, 54 vgg . In dezelfde Verslagen enz . (2e reeks VIII, 217 vgg . ) verscheen een verslag over een Arab. Handschr. behelzende eene bestrijding v. 't christendom; in de Gids 1875, III, 557, vgg . een beoordeeling van Friederich et v . d . Berg, Cat. codd. arabb.... Bataviae.

Verder zijn inaugureele en rectorale oraties (Leiden 1869 en Utrecht 1881) en twee redevoeringen in het Utrechtsch Genootschap, de eerste over het lot der vrouw, bepaald, dergehuwde vrouw, bij de Semieten (Verslag prov. Utr. Gen., 1877, 5 vlg.) en een historisch-psychol. studie overMohammed (ib. 1887, 5 vgg.).

Ze: de Goeje in Jaarb. Akad. 1890; Levensber. Letterk. 1890, 334 en verder de bij Petit Repertorium genoemde artikelen.

Wensinck

< >