HOLLEBEEK (Ewald), geb. September 1719 te Haemstede op Schouwen, gest.
24 October 1796 te Leiden; zoon van Jeremias (kol. 1142). Uit eene oude predikantenfamilie gesproten, studeerde hij ook zelf theologie, stond achtereenvolgens te Oostkapelle, Charlois en Middelburg, werd benoemd tot hoogleeraar te Groningen en inaugureerde aldaar 8 September 1752 met eene Oratio de damnis quae praejudicia in rem theologicam inferunt, die door hare frischheid grooten indruk maakte en klonk als een programma. Zij was het inderdaad, want Hollebeek behoorde tot de vooruitstrevende theologen van zijn tijd en heeft altijd de tolerantie tegenover kerkelijke onverdraagzaamheid voorgestaan. Te Leiden was, 13 Augustus 1762, Alberti gestorven, curatoren beriepen H. tot zijn opvolger en 26 November van dat jaar aanvaardde hij zijn ambt met eene rede de Theologo non orthodoxo nisi vere pio, welke, door Weyland in het nederlandsch vertaald, door Betje Wolff met een vers versierd, om inhoud, vertaler en vers hem bij de rechterzijde veel kwaad deed. Zijne verdiensten liggen op homiletisch gebied. Nog altijd werd er ten onzent slecht en vervelend gepreekt, gevolg van het oude beginsel, dat het vóór alles aankwam op de uitlegging en verklaring van ieder woord der Schrift, die immers ieder op zich zelfwaarde hadden. De invloed der groote engelsche homileten Tillotson, Doddridge, Watts liet zich nog maar aarzelend gevoelen. Wel bestond er eene nederlandsche vertaling van de leerredenen van Tillotson, in 5 dln. (1732) maar de uitgever, de bekende Tirion, was doopsgezind en de vertaling was het werk van doopsgezinden o.a. van Wagenaar. Dit was reden genoeg voor de gereformeerden om ze te verwerpen. Daar gaf Hollebeek in 1768 zijn De optimo concionum genere, quibus ea divinas literas e suggestu sacro exponendimethodus, quae vulgoAnglicana dicitur, modeste defenditur. Krachtig beveelt hij daarin de engelsche d.i. de synthetische preekmethode aan tegenover de nationaal-analytische, die in 't eindelooze ontleedde, de beteekenis van hebreeuwsche en grieksche woorden verklaarde, de 100 en één meeningen der uitleggers ten beste gaf en de gansche joodsche archaeologie van den kansel doceerde (De opt conc. gen. 10 vlg.). Hoeveel beter de engelsche manier die de tekstwoorden kort uitlegt, dan de hoofdgedachten ontvouwt en ze ontwikkelt vooral tot stichtelijk gebruik en voor verschillende soorten van hoorders (De opt. conc. gen.
25 gevolgd naar Gilbert Burnet,A discourse of the pastoral care, 216 v.). Beide methoden past hij dan toe op Luk. 24,13-27 (De opt. conc. gen. 26-44) en verzuimt niet bij de engelsche vooral te laten uitkomen, dat zij het godsdienstig element zoekt. Hollebeek vond heftigen tegenstand. Het nieuwe van de zaak verwekte eene ‘heilige siddering’ (Hartog) en men vreesde bederf, ja ondergang der kerk van hare toepassing en groot gevaar voor de rechtzinnigheid. Tako Sibelius van Gouda beweerde, dat gezonde bijbelkennis er door verloren zou gaan. Hij drukte zich onjuist uit, doch
gevoelde als bij intuïtie, waarom het ging: de leer uit den oudsten hervormingstijd, dat de bijbel als geïnspireerd Godswoord in den letterlijksten zin norm en bron aller waarheid was en elk zijner woorden dus gelijkelijk waarde had - dit standpunt was door Hollebeek verlaten en duizenden deden als hij. Schoon dan fel bestreden, won de methode veld en haar danken wij zeker voor een goed deel den hoogen bloei onzer kansel-welsprekendheid in den aanvang der 19e eeuw.
Ruim een jaar vóór zijn dood, op 21 Febr. 1795 (naar dien dag was toen de diesviering verlegd) sprak de grijze Hollebeek, uit naam van den senaat, den aftredenden rector Jean Luzac toe, nadat deze had gesproken de Socrate cive
(verg. daarover Naber in Versl. Kon. Ac. v.W. 4o reeks X, 298) en bedankte hem voor de voorzichtigheid en kloekmoedigheid, de rechtvaardigheid en de billijkheid, waarmede hij de belangen der hoogeschool in de allermoeielijkste tijden van 1794 en 1795 had voorgestaan.
Hollebeek was 6 Aug. 1752 te Maarssen gehuwd met Hendrina Wolff, weduwe van ds. Jan Kist die 2 December 1750 was overleden. Deze Hendrina was de zuster van ds. Adriaan Wolff van de Beemsteren dus de schoonzuster van Betje. Daarom spreekt deze van ‘mijn zwager Hollebeek’ (Brieven uitg. Dyserinck 4) en heeft hem misschien geteekend in defiguurvan professor Maatig (Willem Leevend
I, 161). Te Groningen weduwnaar geworden, hertrouwde hij met Ann a Maria Gerdes. Deze, dochter des beroemden Daniëls, zag haar huwelijk door haren vader inzegenen in de Academiekerk 23 April 1758. Door zijn tweede huwelijk was Hollebeek de zwager van den franekerhoogleeraarS.H. Manger, geh. metElisabeth Gerdes. Zijn geschilderd portret is in de Senaatskamer te Leiden.
Hij schreef: Oratio de damnis quae praejudicia in rem theologicam inferuntdeque optima iis occurrendimethodo (Gron. 1752); Oratio de corrupto hodierni christianismi statu (Gron. 1760); De theologo non orthodoxo nisi vere pio (L.B. 1762); Inwijdings Redevoering (L.B. 1763) (vert. v.d. voorgaande); De divinae revelationis in Belgio contemtu atque caussis ejus praecipuis (L.B. 1764); Overhetin Nederland toenemend kleenachten dergodlijke openbaring (Leyden 1765) (vertaling van de voorgaande); De optimo concionum genere, quibus ea divinas literas e suggestu sacro exponendimethodus, quae vulgo Anglicana dicitur, modeste defenditur (L.B. 1768), hetzelfde werk multis animadversionibus tum illustrandi tum confirmandi gratia adjectis, priore auctior (L.B. 1770); De utilitate ex incredulorum contra sacras literas conaminibus in relligionem christianam redundante (L.B. 1780).
Zie: Schotel, Kerkelijk Dordrecht II, 99 vlg.; Sepp, Stinstra II, 13; Jonckbloet, Gedenkboek, bijl. 75 vlg.; D.C. van Voorst, Lijkrede op E. Hollebeek (Leiden 1769); Siegenbeek, Gesch. Leidsche hoogeschoolI, 337-341;
II, T. & B. 208; Proclamatieboekgeref. gem. te Groningen (ms. Archief Gron.); Hartog, Gesch. der predikkunde (1865) 289; Jod. Heringa in Archief v. kerk. gesch. IV (1833) 260; Sepp, Proeve enz. 67, 125; Siegenbeek in Archief als boven VI (1835) 218-221; Ypey, Gesch. v.d. kr. kerk in de 18e eeuwVII, 112-116; VIII, 645 vlgg.
Knappert