HEEMSKERCK (Jacob van), geb. 13 Maart 1567, gesn. 25 April 1607, bekend als ontdekkingsreiziger in de Poolstreken, als bevelhebber in dienst van de Oost-Ind. Comp. en als admiraal in dienst van de Republiek, zoon van Hendrik van Beest van Heemskerck en Aagje,Alida ofAdelheid Jacobsdr.
Hij beoefende reeds als jongen de aardrijks- en zeevaartkunde en ging jong naar zee. Hij maakte als onder-koopman den tweeden tocht naar de Poolstreken ter opsporing van de N.-O.lijke doorvaart naar China mede op het schip ‘Amsterdam’ met nog zes andere schepen; 2 Juli 1595 uitgegaan kwam deze expeditie 18 Oct. 1595 in de Maas zonder succes terug. Daarna maakte hij het volgend jaar weder een tocht naar de Poolstreken, toen als schipper en koopman. Het was op dezen tocht, dat, na op 18 Mei 1596 te zijn uitgegaan met 3 schepen, Heemskerck en Willem Barentsz., die als opperstuurman ook dezen tocht mede maakte, met 2 schepen meer westelijk koersten, terwijl Jan Cornelisz. Rijk volgens zijn inzichten meer oostelijk de doorvaart poogde te vinden. Geen van beiden hadden succes.
Heemskerck en Willem Barentsz. raakten bekneld in het ijs en moesten overwinteren. De schepen werden door persing van ijs vernield, en het volgend voorjaar keerde de bemanning in 2 open booten terug, vond in Cola Rijk, die daar overwinterd had, en kwam 7 Oct. 1598 terug ter reede Texel.Daarna ging Heemskerck naar Oost-Indië als vice-admiraal om den indischen handel te beschermen tegen vreemd geweld, bij welke gelegenheid hij in straat Malakka bij het rijk Johore een rijkgeladen portugeesche kraak vermeesterde, die als buit 3389832 gulden opleverde. In Juli 1603 was hij weder terug in het vaderland. Zijn grootsten roem als zeeheld oogstte hij in als admiraal van een oorlogsvloot die in 1607 naar de kust van Spanje gezonden werd om den handel van Spanje (en Portugal) te fnuiken en den onze door de Straat van Gibraltar te beschermen. De tochten onder Haultain, luit.-admiraal van Zeeland, in 1606 ondernomen, hadden geen succes gehad, het bevel bleek niet in goede handen. Om hierin te voorzien werd Heemskerck (buiten de zeemacht staande) aangezocht om het bevel van die vloot op zich te nemen. Hij was als uitmuntend krijgs- en zeeman bekend, maar vooral als man van karakter.
Bovendien was hij van aanzienlijke geboorte en vermogend. Hij bedong geen salaris, maar 13% van den buit, dien hij boven de ƒ 500.000 zou maken. Hij verliet Texel op de ‘Aeolus’ met nog 16 schepen en 4 proviandvaartuigen op 25 Maart, ontving bij Wight nog versterking van 9 schepen uit Zeeland, zoodat de geheele sterkte was 25 schepen en 4 voorraadschepen. Op 10 April was de vloot voor Lissabon, waar vernomen werd. dat de spaansche vloot vertrokken was en zich bij de Straat van Gibraltar ophield, welke berichten door koopvaarders werden bevestigd. Na zekere berichten omtrent grootte en opstelling van deze vloot, belegde H. krijgsraad, waarin besloten werd tot den aanval en waarop 25 April 1607 de slag bij Gibraltar volgde, die met een volledige zegepraal werd bekroond, helaas met verlies van den admiraal zelf. De bijzonderheden van dezen merkwaardigen slag volgen hier. De positie van de spaansche vloot onder Don Juan Alvarez d'Avila, bestaande uit 9 galjoenen, 1 oorlogsschip, 7 gewapende koopvaarders, op lager wal geankerd (de wind was west) onder de batterijen
van den wal, was oogenschijnlijk zeer veilig en zou dat tegen een minder vermetelen vijand ook inderdaad geweest zijn. Dezelfde kapiteins, die onder Haultain den ongelukkigen Reinier Claeszen in den steek gelaten hadden, voerden hier het gevaarlijke maar tactisch uitvoerbare plan van Heemskerck meesterlijk uit, niettegenstaande deze zelf bij den aanvang van het gevecht sneuvelde. Door het geankerd liggen van de spaansche vloot op lager wal was deze niet in staat onder zeil te gaan. Hiervan maakte Heemskerck gebruik door elk spaansch schip door twee van zijne schepen te laten aanvallen en enteren.
Hoe die aanval werd uitgevoerd bewijst, de lastgeving van Heemskerck aan den schipper, die zich vóór op het schip bevond, om het anker pas te laten vallen, wanneer hij ‘het hoorde kraken’, dat was dus wanneer zijn schip tegen het spaansche admiraalschip aanlag. Bij het tweede schot van den vijandelijken admiraal nam een kanonskogel het linkerbeen van den admiraal bij de heup weg, waarop hij spoedig den geest gaf. Zijn dood werd geheim gehouden. De spaansche vloot werd geheel vernietigd. Het verlies van de Nederlanders bedroeg 60 man. De onder-bevel-hebbers waren vice-adm.
Laurens Jacobsz Alteras en schout bij nacht Lambert Hendriksz. (Mooy Lambert). De gevolgen van dezen zeeslag waren zeer gewichtig. De naam van de Republiek als zeemogendheid was er door gevestigd in de Middellandsche Zee. De handel werd door den turkschen Sultan onder eigen vlag toegestaan en met de verschillende kuststaten werden voordeelige handelstractaten gesloten. Het lijk van Heemskerck werd naar het vaderland gevoerd en op staatskosten in de Oude kerk te Amsterdam met groote praal bijgezet.
Op zijn graf staat onder meer het kernachtige grafschrift van Hooft (uitg. Leendertz. (1871) I, 76):
‘Heemskerk die dwers door 't ijs, en 't ijser dorste streven.
Liet d'eer aen 't lant, hier 't lijf, voor Gibraltar het leven’.
Heemskerck huwde 14 Sept. 1604 met Maria (of Geertruy), dochter van Hans Colterman, burgemeester van Haarlem, en Pietertje Gerritsdr. van Adrichem.Hij verwekte geen kinderen. Zijn anoniem geschilderd portret is in de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam. Gegraveerd is het door C. van Sichem.
Behalve de algemeene geschiedwerken zie: de Jonge, Geschiedenis v.h. Ned.
Zeewezen I, reg.; Pamfletten Knuttel no. 1370-1379, waarin brieven van Joris van Spilbergen, die als commies-generaal den tocht mede maakte en een brief van Mooy Lambert.
Boldingh