GELDER (Jan Jacob de), geb. te 's Gravenhage 12 Oct. 1802, overl. te Alkmaar 15 April 1890, eenig kind van den voorg. en van Catharina van Rooyen. Voor zijne ouders was het een benauwde tijd, toen zijn vader bij onze vereeniging met Frankrijk zijne betrekking als leeraar in de wiskunde aan het hôtel der pages zonder wachtgeld of pensioen verloren had, tot hij in 1814 tot hoogleeraar aan de militaire school te Delft benoemd werd.
Daar bezocht hun zoon de latijn- sche school, om op 17-jarigen leeftijd, 1 Sept. 1819, te Leiden student in de letteren te worden. Als zoodanig behaalde hij in 1822 een tweeden prijs met zijn antwoord op een prijsvraag der litterarische faculteit te Groningen over het gezag en de macht van den hoogepriester bij de Hebreeuwen, en 3 jaren later den eersten prijs aan dezelfde academie voor het beantwoorden eener mathematische prijsvraag. 21 Sept. 1827 promoveerde hij met eene latijnsche dissertatie over de Arithmetica van Theon Smyrnaeus. Met voordeel te Leiden privaatlessen gevende, bedankte hij in 1830 voor het rectoraat te Kaapstad, hem door de leidsche litterarische faculteit aangeboden, maar hij nam in hetzelfde jaar de uitnoodiging aan van Dr. P. de Raadt om onderwijs te geven aan het instituut Noorthey. Daar 3 jaren werkzaam geweest zijnde, richtte hij te Leiden een paedagogium op, dat zijn grootsten bloei bereikte tusschen de jaren 1845 en 50, toen de toelating tot de hoogescholen door een staatsexamen bemoeilijkt werd. De afschaffing van dit examen deed het aantal leerlingen verminderen, geldelijke zorgen gingen het hoofd der instelling, die allerminst een goed financier was, kwellen, zoodat hij in 1856 de benoeming tot rector van het te Alkmaar opgerichte gymnasium aanvaardde.
Hij was daar reeds gunstig bekend, omdat eenige jongelieden uit die stad te Leiden door hem tot de academische studie voorbereid waren. Toen Alkmaar in 1867 eene Rijks hoogere burgerschool verkreeg, onder voorwaarde, dat het gymnasium weder eene latijnsche school zou worden, zoodat de lessen der beide inrichtingen elkander konden aanvullen, bleef d.G. rector, totdat de wet op het hooger onderwijs in 1880 de latijnsche school vernietigde; men liet hem echter tot 1 Jan. 1889 aan het hoofd eener klasse voor oude talen, hem tot zijn dood in het genot latende van vrije woning en eene jaarwedde van ƒ 1650.
Had d.G. te Leiden zijn ijver betoond door het houden van volksvoorlezingen, het lidmaatschap van de plaatselijke schoolcommissie, van het Nutsbestuur en het Onderwijzersgenootschap, en was op zijn aandrang in 1852 door het departement van het Nut eene kweekschool voor onderwijzers geopend, ook te Alkmaar onderscheidde hij zich spoedig: hij bracht in het Natuur- en Letterk. Genootschap een frisschen, meer wetenschappelijken geest, gevolgd door toenemenden bloei; bij het Nutsbestuur bracht hij reeds in Nov. 1859 het wenschelijke ter sprake om, als van ouds, den Ontzetdag weder jaarlijks te vieren; door samenwerking van het Nut en de rederijkerskamer geschiedde zulks in 1880 luisterrijk, en daarna kwam tot hetzelfde doel eene vereeniging tot stand, waarvan hij de secretaris werd, zooals hij zulks ook was van de algemeene commissie voor de viering van het derde eeuwgetijde in 1873 en de stichting van het 3 jaren later onthulde gedenkteeken. Van 1874 tot zijn overlijden is d.G. ook lid der commissie van toezicht op het Stedelijk Museum geweest.
Hij is 6 Aug. 1829 gehuwd met Maria Johanna van Es, geb. te Rotterdam 1809, overl. te Alkmaar 1874, dochter van Pieter v.E. enKrijna Maria Schouten, die hem 3 kinderen heeft nagelaten.
Zijn portret bestaat in steendruk door J.P. Berghaus en in lichtdruk in de Feestgave ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van het alkmaarsche Nat. en Lett. Genootschap.
De G., die reeds in 1836 tot lid van de Maatsch. der Nederl. Letterk. benoemd werd, heeft geschreven: Grafdichtop G.J. Korting (1823);
Specimen academicum inaugurale, exhibens Theonis Smyrnaei Arithmeticam,
Bullialdi versione, lectionis diversitate etannotatione auctam (Lugd. Bat. 1827, 4o.; ook versch. o.d.t. Theoni s Smyrnaei Expositio eorum, quae in arithmeticis
ad Platonis lectionem utila sunt (i b. 1827, 8o.); Jacovaky Ri zo Neroulos, Geschiedenis der Nieuwere Grieksche Letterkunde. Naar het fransch ('s Grav. 1829); Verhandeling over de noodzakelijkheid van de grondige beoefening der oude talen voor de bespiegelende wijsbegeerte (1829); Verhandeling over den invloed dien de wijsbegeerte vóór den tijd van Alexander den Groote op de staatkundige handelingen en denkbeelden der Grieken uitoefende (1829); Korte schets der Grieksche en Romeinsche Mythologie ('s Grav. en Amst. 1831,2e dr. 1834, 3e dr. 1850); Timaeus Loc rus, de Anima mundi et Natura, Scholia et varietatem lectionum e mss. Parisiensibus, L.C. Valckenarii conjecturas ineditas suamque annotationem addidit J.J.d.G. (Lugd. Bat. 1836); Verh. over de Wolken van Aristophanes in Vriend des Vaderlands 1836,280; [anonym] Paedagogisch onderzoek in den Orcus in Gids 1839, 296; De vormende strekking van het classieke en wiskundig onderwijs (Leyd. 1841); [anonym] De schoolmeester met het volstrekt gelijkend portrait van een ongeval in Lectuur voor de Huiskamer 1854, 275; Dorpsgesprek over het Grieksch alsleerstof (Leyd. 1854); Rudimentaofvormleerderarabischetaal (Leyd. 1854); Wetenschappelijke Grondbeginselen der theoretische en historische Paedagogie (Dev. 1854, 2e uitg. 1857); Wetgeving op het Lager Onderwijs binnen Leiden van 1324-1796 (Leid. 1856); Waarom zijn boozen rijk en brave lieden arm? in Lectuur voor de Huiskamer 1856, 137; De werking der Holtzsche electriseer-machine, verklaard door Prof. Dr.
M. Schwanda te Weenen; Voorberigt en woordenlijstje bij C.G. Cobet, Grieksch Leesboek voor eerstbeginnenden (Leid. 1857; meermalen herdrukt); Methode en Tucht (Alkm. 1859, 2e dr. Amst. 1863); Tafereelen van de beschaving en zeden der oude volken (Alkm. 1860,2 dln.); Van Alkmaar de Victorie!
Volkslied. Muziek van C. Coster (Alkm. 1860. fol. en gr. 8o.); Toespraakbijde opening der tentoonstelling van vaderlandsche oudheden, op den 8 October 1861, te Alkmaar, Onderwijs in Wetenschap en Talen. De ontwikkeling eener halve eeuw geschetst. (Alkm. 1864); Schillers Borgtocht in De Tijdspiegel 1864; Feestrede voor de leden van de Vereen, tot viering van den gedenkdag van Alkmaars ontzet in 1573, uitgespr. op den 9 October 1864 (Alkm. 1864); Natuurkennis. Handleiding bij normaallessen voorhulponderwijzers en onderwijzers-kweekelingen (Alkm. 1865, 2e dr. 1871); Brieven en andere bescheiden rakende het Beleg van Alkmaar in 1573, naarde oorspronkelijke stukken uitgegeven (Alkm. 1865); Opvoeding en
Onderwijs voor de lagere school (Alkm. 1868, kl. 8o.); Opstellen ter vertaling in het
grieksch, voor meergevorderde leerlingen (Alkm. 1868, kl. 8o.); Bibliographische en wetenschappelijke catalogus der Oude Bibliotheek van Alkmaar (Alkm. 1868); Levensberichten van J.M. van Genten A. Hirschig Cz. in Levensber. Letterk. 1868 en 1871; Oorsprong, Ontwikkeling en Gevolgen der Vereeniging tot viering van den gedenkdag van Alkmaars Ontzet enz. (Alkm. 1881); Lotgevallen van het Natuur- en Letterkundig Genootschap: Solus Nemo Satis Sapit, te Alkmaar van 1782 tot 1882, in de Feestgave bij het 100-jarig bestaan enz.; De oude Scholen. Geschiedkundige feiten van 1560 tot 1806, verzamelduithetarchiefdergemeenteAlkmaar (Alkm.
1886, gr. 8o.) [zeer gebrekkig voor namen, jaartallen en besluiten]; Ordre op de Latijnsche scholen, door de Staten
van Holland en West-Friesland den 2 October 1625 vastgesteld, en de Latijnsche school teAlkmaar van 1638 tot 1893 in Nijhoffs Bijdr. 3e reeks, V, 384-422.
Zie: Levensber. Letterk. 1890, 354; S.A. Naber, Vierlijdgenooten (1894) 222.
Bruinvis