NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Engelbregt, carel adrianus

betekenis & definitie

ENGELBREGT (Carel Adrianus), directeur der R.H.B. te Utrecht, geb. te Breda 10 Juni 1816 en overl. in den Haag 17 Juli 1890. Hij studeerde te Leiden in de letteren en promoveerde ald. 3 Juni 1842 op een Spec. litt. de LegibusAgrariis ante

Gracchos. Achtereenvolgens werd hij benoemd tot conrector aan het Nassau-Veluwsch gymnasium te Harderwijk (1842), rector te Doesburg (1849), rector te Deventer (1859), hoogleeraar in de geschiedenis aan het Athenaeum illustre te Amsterdam (1862), directeur der R.H.B. te Middelburg (1865) en directeur der R.H.B. te Utrecht (1866); uit deze betrekking werd hij in 1885 eervol ontslagen. Zijn laatste levensjaren sleet hij ‘in otio literario’, eerst te Hilversum, toen in den Haag.

Van zijn geschriften noemen we: Brieven uit Parijs, onder het pseudoniem Adriaan (1848); Rudiments Latins, in vereeniging met D. Burger Jr. geschreven (1855) en de redevoering, gehouden bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt te Amsterdam: Over de methode van Niebühr in 't bewerken der Romeinsche geschiedenis en over den invloed dien zijn voorbeeld op historisch gebied heeft uitgeoefend (1862). Verder bewerkte E. een Latijnsch Woordenboek, naar het Duitsch van K.E. Georges (1865; 4de dr. 1882) en schreef hij opstellen in De Gids, o.a. over de Agrarische wetten bij de Romeinen; over Mirabeau; over de kinderen van Ferdinand den Katholieke; Hoe Hendrik van Valois koning van Polen werd en Sleeswijk-Holstein tegenover Denemarken. Voorts een aantal boekbeoordeelingen in dat tijdschrift, waarvan Engelbregt in 1863 en 1864 mederedacteur was. De zooeven genoemde opstellen daarin zagen ook afzonderlijk het licht.

Hij wasgehuwd met Elisabeth Henrica Maria Cornelia Verstege. Zuidema

< >