NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Elout, maurits theodorus

betekenis & definitie

ELOUT (Maurits Theodorus), geb. te Haarlem 9 Oct. 1808, gest. te Wageningen 12 Oct. 1889. Zijne ouders waren Cornelis Theodorus en Henriëtta Josina van Eybergen (kol. 805).

Hij werd 11 Juli 1827 toegelaten als cadet bij de artillerieen genieschool te Delft en ging ruim een jaar later over naar de nieuw opgerichte Koninklijke Militaire Academie te Breda.Op 5 Januari 1830 werd hij als 2e-luitenant ingedeeld bij het korps rijdende

artillerie, onderden luitenant-kolonel P.R. Falter, en wel bij batterij no. 1 van kapitein T.C. Dinaux, in garnizoen te Breda. Reeds 27 Aug. d.a.v., twee dagen na het oproer te Brussel, ontving de batterij order zich te begeven naar Antwerpen. Van daar voegde ze zich bij de troepen te Vilvoorde, wier sterkte onder prins Frederik tot 14000 man aangroeide, maar die na 7 Sept. noordwaarts terugtrokken, om kantonnementen te betrekken tusschen de Schelde, de Rüpel, de Nethe en om

Mechelen. Luitenant Elout kwam met de rijdende batterij no. 1 te Contich.

Op 21 September 1830 hervatte prins Frederik den opmarsch naar Brussel.

De rijdende batterij Dinaux, waarbij de sectie Elout, behoorde op den 23sten met de batterij van Coehoorn tot de midden-colonne, welke te zes uur 's morgens onder aanvoering van generaalmajoor Schuurman opbrak van Dieghem om zich langs de Schaerbeeksche barrière meester te maken van de ‘Rue Royale’ en van het Park, en aldaar in gemeenschap te komen met de linker- en de rechter colonne.

Toen de batterij te Schaerbeek aankwam, was het gros der colonne de stad reeds binnengerukt. Kapitein Dinaux liet zijne twee houwitsers rechts van den straatweg tegenover de boulevards in batterij komen, maar vuurde niet. Tegen negen uur legden zij op, en marcheerde de batterij naar de barrière; de sectie van den 1en luitenant van Limburg Stirum bezette den boulevard tegenover de ‘Rue Royale’. Elout trok tegen den middag daarlangs naar de Leuvensche poort, vervolgens naar het Park, alwaar hij zijn beide zesponders in batterij stelde nabij het hek over het paleis, gericht op een 200 passen tegen het toenmalige hotel Bellevue - thans aan het koninklijke paleis getrokken-, dat dicht bezet was door opstandelingen. Hij hield het vuur eenigen tijd vol, verloor twee kanonniers en eenige paarden. Tegen het vallen van den avond keerde hij naar het bivak van Evere terug.

Den volgenden dag (24 Sept.) trok Elout opnieuw de oproerige stad binnen en onderscheidde zich met de luitenants Meijer en de Constant Rebecque bij de linker

halve batterij no. 1. Zelf stelde

hij één zijner zesponders in batterij in de zijlaan van het Park, evenwijdig met de ‘Rue Royale’, recht op het hotel Bellevue aan en op ruim 200 passen van dat gebouw verwijderd. Hoewel vrij lang onderhouden, werkte het vuur tegen het hechte gebouw weinig uit. Daarom koos hij een tweede stelling nabij het ‘Théâtre du Parc’ tot bestrijking van den uitgang van de ‘Rue de la Montagne du Parc’ naar de ‘Rue Royale’, van waar de opstandelingen onze troepen hevig bestookten.

Des Zondags (26 Sept.) verliet Elout met een batterij, samengesteld uit de linker

halve no. 1 en de rechter halve no. 2 onder het bevel van kapitein Dinaux, het bivak bij Evere. Hij loste op den hoek van den boulevard en van de ‘Place d'Orange’ thans genaamd ‘Place des Barricades’ - metéén stuk zijner sectie den 1en luitenant

van Heeckeren van de rijdende batterij no. 3 af, die reeds sedert den voormiddag van den 23sten aldaar had stand gehouden.

Deze stelling verzekerde de gemeenschap der troepen langs den boulevard met de troepen in het Park. Beschoten wordende uit de ‘Rue Notre Dame aux Neiges’, plaatste Elout zich in de koetspoort van een groot huis en veegde van daar, volkomen gedekt, door drie welaangebrachte schoten bedoelde straat schoon. Hij hield stelling, tot de legerafdeeling Brussel ontruimde.

Elout verwierf voor zijn in die dagen gehouden gedrag de Militaire Willemsorde 4e klasse.

Tot het jaar 1859 doorliep hij de subalterne rangen en vestigde zich, het volgende jaar gepensionneerd zijnde, metterwoon te Wageningen, waar hij verder leefde. In 1869 verleende de Koning hem den rang van majoor.

Zie: J.W. van Sypesteyn, Geschiedenis van het Regiment Nederlandsche Rijdende Artillerie (Zalt-Bommel 1852); N.J.A.P.H. v an Es, Het Historisch Museum van hetKorps RjdendeArtillerie, V deel Il a.

de Bas

< >