ECK (Cornelis Fransenvan), zoon van Cornelisv. Eck en Catharina de Vries, 2 Mrt. 1764 te Amsterdam geb., overl. te Deventer 11 Mrt. 1830.
Na aan he athenaeum te Amsterdam en aan de hoogeschool te Leiden in de godgeleerdheid gestudeerd te hebben, werd hij in 1787 te Hemmen in de Betuwe tot predikant beroepen, vanwaar hij in 1788 als predikant naar Deventer kwam. Na in 1799 voor een benoeming tot hoogleeraar in de natuurlijke godgeleerdheid en zede- kunde aan het athenaeum te Franeker bedankt te hebben, werd hij in datzelfde jaar in diezelfde vakken als hoogleeraar aan het athenaeum te Deventer aangesteld, welke waardigheid hij aanvaardde met een redevoering: de praecipuis causis Ethicae christianae a plurimis Chn'stianis nimis neglectae (Deventer). In 1805 na het vertrek van den hoogleeraar J.H. Pareau naar Harderw ijk werd hem het geheele onderw ijs in de godgeleerdheid opgedragen. In zijn vrijen tijd tevens ijverig beoefenaar van onze vaderlandsche letterkunde werd hem in 1816 bij zijn godgeleerd professoraat tevens een in de nederlandsche taal- en letterkunde aangeboden, dat hij na eenige aarzeling aannam en 16 Jan. 1817 aanvaardde met eene Redevoering overhet aanbevelenswaardige van de beoefening der Nederlandsche Letterkunde (Dev. 1817). Tot 1828 bleef hij bij dit alles nog zijn ambt van predikant bij de hervormde gemeente te Deventer bekleeden. Hij stierf 11 Maart 1830 na 16 Febr. nog vol jeugdig vuur de feestrede gehouden te hebben bij de herdenking van het 2e
eeuwfeest van het athenaeum te Deventer. Hij was 2 maal gehuwd, 1o. met
Gerarda Cornelia Allard;2o.metWalrandina Sophia Louisa van Hooff.
Van Eck was een uitmuntend, welsprekend predikant, die met weinig woorden veel wist te zeggen en door stem en houding een grooten invloed op zijne hoorders uitoefende. In moeilijke jaren van burgertwisten in Deventer gekomen, had hij in den beginne wegens zijn verlichte denkwijze met vele vooroordeelen te kampen; doch rustig zijn weg gaande, wist hij die langzamerhand alle te overwinnen. Zijn werkzaamheid als predikant kan niet te hoog worden aangeslagen. Ook als hoogleeraar aan het athenaeum te Deventer wist hij door zijn boeiende voordracht vele hoorders te trekken; hij moet onder de beste professoren gerekend worden, waarop het athenaeum zich kan beroemen Hij was lid van de Mij. der Nederl. Letterkunde, van de Holl. Mij. van Wetenschappen te Haarlem en van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
Behalve de beide reeds genoemde redevoeringen zagen van hem nog het licht: de Des. Erasmi in doctrinam moralem meritis, redevoering gehouden in 1804 bij de nederlegging van het rectoraat van het Athenaeum; Leerrede tergelegenheid van het plechtig dankuur gehouden 26 April 1814 (Deventer 1814); Leerrede den 15 Febr. 1815 gehouden na den dood van den hoogleeraar Mr. J.O. Sluiter (Deventer 1815); Leerrede gehouden den 5en Juli 1815, dankdag na Waterloo (Deventer 1830); Synodale redevoeringgehouden te 's Gravenhage 1818 bij de opening van de Alg. Synode der Hervormde Kerk tegen de invoering van nieuwe uiterlijke plechtigheden in de Protestantsche Kerk (in het duitsch vertaald door Fliedner, predikant te Keizersweert); Leerrede to afscheid van de Hervormde Gemeente 27 Jan. 1828 (Deventer 1828); Tiental Leerredenen (Deventer 1829, herdrukt 1831 nogmaals herdrukt 1853); Het tweede Eeuwfeest van hetAthenaeum Illustre te Deventer in vereeniging met Mr. P. Bosscha (Deventer 1830).
Zie: P.C. Molhuysen, Ter nagedachtenis aan C.F.v. Eck in Godgel. Bijdragen IV, 402; A. Verwijs, Hulde aan de nagedachtenis van C.F. v. Eck (Deventer 1831); Handelingen Letterk. 1830, 19-32; C.
Fransen v. Eck en P. Bosscha, Het tweede Eeuwfeest van hetAthenaeum Illustre 123-126 (Deventer 1830).
H. Kronenberg
ECKVAN PANTHALEON (Diederik van), overl. te 's Gravenhage, 19 Dec. 1711 en te Gent (Overbetuwe) begraven, gesproten uit een zijtak van het oud adellijk geldersch geslacht van Eck, was de oudste zoon van Bertram van Eck van Panthaleon en van Elisabeth Leeuwens. Van Eck was vrijheer van de stad en heerlijkheid Gent en van Erlecom, schepen van Nijmegen van 1697 tot 1702, burgemeester in 1698. Ten gevolge der politieke omwenteling verliet hij Nijmegen in 1702, en vestigde zich te Hattem, waar hem weldra het burgemeesterschap werd opgedragen. Verder was hij gedeputeerde van de Staten
van Gelderland en lid van den Raad van State. Hij was driemaal gehuwd: 1o. te Nijmegen, 14 Juni 1691 met Catharina Fagel; 2o. te Heusden, 28 Juli 1695
metClaudina van Groenendijk; 3o. met Elisabeth van Diest. van Schevichaven