CORNELISSEN (Jan Jacob), geb. 20 Mei 1839 te Steenwijk, gest. 15 Juni 1891 te Leiden, heeft twaalf jaren den leerstoel voor latijnsche taal en letteren aan de leidsche universiteit vervuld en stond zoowel om zijne groote scherpzinnigheid en kennis als om zijn vast en rechtschapen karakter en onkreukbare eerlijkheid in groote achting bij zijne leerlingen. Na het gymnasium te Kampen bezocht te hebben, werd hij in 1857 student te Leiden, waar vooral Cobeten Hulleman hem boeiden.
In 1862 werd zijne beantwoording van een door de utrechtsche academie uitgeschreven prijsvraag over oorsprong, aard en werkkring van het Amphiktyonen-Verbond met lof bekroond en nog in hetzelfde jaar werd hij als candidaat tot praeceptor aan het leidsche gymnasium benoemd, welke betrekking hij tot 1865 bleef bekleeden. Hij promoveerde 22 Oct. 1864 summa cum laude de iudicio quod de C. Julii Caesaris fide historica tulit C. Asinius Pollio. In 1865 werd hij hoogleeraar in de grieksche en romeinsche letteren aan het athenaeum te Deventer en aanvaardde dat ambt 26 Oct. 1865 met eene rede de Alexandrinorum studiis literariis. Tevens werd hij tot conrector van het gymnasium aldaar benoemd. Gedurende 1874-1879 stond hij als rector aan het hoofd van het gymnasium te Arnhem, van waar hij naar Leiden werd beroepen om den door het aftreden van Pluygers opengevallen leerstoel in te nemen. Hij deed zulks met het houden eener oratio inauguralis in bewonderenswaardig latijn 1 Oct. 1879 en bekleedde dat ambt tot zijn dood. Zijne werken: uitgaven van Tacitus' Agricola (Lugd. Bat. 1881) en M.Minnucii Felicis Octavius (Lugd.
Bat. 1882); verder studiën, toegevoegd aan het programma van het deventer athenaeum van 1866-1868, opstellen in de Gids over Juvenalis (1868), in den Tijdspiegel over de studie der classieke oudheid (1869), waarin voor het eerst hier te lande de studie der ‘Altertumswissenschaft’ wordt bepleit, en vele artikelen in de Mnemosyne 1873-1889 en in Versl. en Meded. d. kon. Acad. v. W. 1887-1890.
Zie: J.van Leeuwen Jr. ,in Jaarboek d. kon. Akad. v. Wetensch. 1891,61; dezelfde in Bursians Jhrsber. Biogr. Jahrb. 1892, 52-63; J.E. Sandys,Ahistory ofClass.
Schol. III (1908) 288.
Damsté